SEMANA 37 - ¡QUE APROVECHE!, QUERER Y PREFERIR, A/AL

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ...aprendo vocabulario de la comida y bebida leer ik woordjes die te maken hebben met eten en drinken
2. ...aprendo los verbos 'querer' y 'preferir' leer ik de werkwoorden 'willen' en 'liever willen' 

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ...aprendo vocabulario de la comida y bebida leer ik woordjes die te maken hebben met eten en drinken
2. ...aprendo los verbos 'querer' y 'preferir' leer ik de werkwoorden 'willen' en 'liever willen' 

Slide 1 - Tekstslide

¡Que aproveche!
LT 56-57

Slide 2 - Tekstslide

QUERER - WILLEN
PREFERIR - LIEVER WILLEN
E > IE

Slide 3 - Tekstslide

QUERER - WILLEN

quiero
quieres
quiere
queremos
queréis
quieren
PREFERIR - LIEVER WILLEN

prefiero
prefieres
prefiere
preferimos
preferís
prefieren
E > IE

Slide 4 - Tekstslide

QUERER y PREFERIR son 'verbos bota' 

QUERER en PREFERIR zijn 'laarswerkwoorden'

Slide 5 - Tekstslide

Deberes Huiswerk
- haced y corregid: LE p. 37 ejs. 1,2,3
- estudiad: tener, querer, preferir
- estudiad: voca LT p. 197




Slide 6 - Tekstslide

Elena wil een sinaasappelsap.

Slide 7 - Open vraag

Maar ik wil liever een glas water.

Slide 8 - Open vraag

Is er sinaasappelsap en water?

Slide 9 - Open vraag

¡Hasta luego!

Slide 10 - Tekstslide

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ...practico los verbos 'querer' y 'preferir' oefen ik de werkwoorden 'willen'  en 'liever willen'
2. ...aprendo a usar las preposiciones 'a' y 'al' leer ik hoe ik de woordjes 'a' en 'al' moet gebruiken 

Slide 11 - Tekstslide

QUERER Y PREFERIR
LT p. 60 ej. 5b

En 5 minutos, corregimos.

Slide 12 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp: 'a' of geen 'a'?
Als het lijdend voorwerp menselijk is, zet je daar altijd het voorzetsel 'a' voor. Als het lijdend voorwerp een ding is, niet. 

Veo los regalos. Ik zie de cadeautjes.
Veo a mi madre. Ik zie mijn moeder.

! Bij tener hoeft dit niet: Tengo dos primos. Ik heb twee neefjes.

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer gebruik je het voorzetsel 'a' nog meer?

Slide 14 - Tekstslide

Het voorzetsel 'a' / 'al'
Betekent ook naar (richting)

Ik ga naar mijn huis. Voy a mi casa.

Wij gaan naar school. Vamos al colegio.

a + el = al

Slide 15 - Tekstslide

Deberes Huiswerk
- haced y corregid: LE p. 38-40 ejs. 2,3,4,7

- estudiad: LT p. 167,168


Slide 16 - Tekstslide