Question tags Theme 1 2022-2023

Question tags
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Question tags

Slide 1 - Tekstslide

You can tell me what a question tag is, can't you?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

QT
  1. Je herhaalt de eerste 2 woorden van de zin in omgekeerde volgorde
He isn't very clever, is he ?
Tom isn't very clever, is he ?

Slide 5 - Tekstslide

Tags 
Je gebruikt in de tag hetzelfde persoonlijk voornaamwoord als in de zin 
OF  het voornaamwoord dat hoort bij de naam of het woord: 

He
is smart , isn't  he ?
Tom is smart , isn't  he ?

Tom and Jane are smart, aren't they ?
This dog is friendly, isn't it

Slide 6 - Tekstslide

          Je gebruikt not OF in de zin Of in de tag

Slide 7 - Tekstslide

timer
0:30
Question tags?

Slide 8 - Woordweb

Vul aan:
That's right ,________________?
A
is it?
B
isn't it ?

Slide 9 - Quizvraag

Vul aan:
This isn't difficult, ______________?
A
isn't it
B
is it?

Slide 10 - Quizvraag

The Christmas tree is already up, ...?
timer
0:20
A
aren't we?
B
isn't it?
C
am I?
D
isn't she?

Slide 11 - Quizvraag

You are my best friend, ...?
timer
0:20
A
are we?
B
is he?
C
am I?
D
aren't you?

Slide 12 - Quizvraag

That girl isn't new here, ...?
timer
0:20
A
is she?
B
are we?
C
am I?
D
aren't I?

Slide 13 - Quizvraag

Ariana Grande is a singer, ...?
timer
0:20
A
isn't she?
B
is he?
C
are you?
D
am I?

Slide 14 - Quizvraag

Staan er 2 werkwoorden in de zin dan herhaal je de eerste :
Als er in de zin een hulpwerkwoord staat, zoals een vorm van to be, to have, to do, dan gebruik je dat ook in de tag. 

You have got a  bike,  haven't  you?
James doesn't like horses, does he?

Slide 15 - Tekstslide

Tags 
Staat er GEEN hulpwerkwoord of een vorm van TO BE in de zin, gebruik dan een vorm van TO DO. Net als in gewone vragen:


Slide 16 - Tekstslide

QT
Staat er geen hulpwerkwoord in de zin  dan gebruik je do of does in de aangeplakte vraag. Net als in gewone vragen.

The boys play football, don't they?
She likes to ride her horse, doesn't she?
You know that shop, don't you?
It works fine, doesn't it?

Slide 17 - Tekstslide

She doesn't like him......?
A
is she?
B
do you?
C
isn't it?
D
does she?

Slide 18 - Quizvraag

Ik snap de question tags.
A
Sowieso meneer, geen zorgen. Easy!!!
B
Ik snap er geen banaan van
C
Ik snap er een halve banaan van

Slide 19 - Quizvraag