Education period 2 lesson 4

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Kies de juiste volgorde
A
Wie - doet - waar - wat - wanneer
B
Wie - doet - waar - wanneer - wat
C
Wie - doet - wat - wanneer - waar
D
Wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Keith used to watch television in his room at bedtime.
Wie    -         doet        -          wat        -     waar       -      wanneer.

Slide 6 - Tekstslide

Wie
doet
wat
waar
wanneer
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight

Slide 7 - Sleepvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training

every Sunday

their son

Slide 8 - Sleepvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.

Slide 9 - Quizvraag

Correct word order:
Billy / to his friend /
five minutes ago / went
A
Billy went to his friend five minutes ago
B
Billy went five minutes ago to his friend
C
Billy five minutes ago went to his friend.
D
Five minutes ago Billy went to his friend

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Hoe ga je te werk?
1.  zoek als eerst het zelfstandig werkwoord op.
2.  plaats dan het bijwoord van frequentie VOOR het werkwoord.
LET OP!
Als het werkwoord een vorm is van to be (am, are, is, was, were) dan staat het bijwoord van frequentie ACHTER het werkwoord.


Slide 12 - Tekstslide

Choose the sentence with the correct word order.
A
They often go out in the weekends.
B
They go often out in the weekends.

Slide 13 - Quizvraag

Correct word order:
summer / we / here / are / in / usually
A
Usually we are here in summer.
B
We usually are here in summer.
C
We are usually in summer here.
D
We are usually here in summer.

Slide 14 - Quizvraag

1. He _________ listens __________ to the radio.

2. They ___________ read ___________ a book.

3. Tom _________ is _________ very friendly. 

4. Pete _________ gets _________ angry. 

5. We _________ are _________ on time. 
Sleep het bijwoord op de juiste plek
often
sometimes
usually
never
always

Slide 15 - Sleepvraag

Slide 16 - Link

Slide 17 - Tekstslide

Linking words helpen je om een tekst/zin te begrijpen
Linking words helpen je om goede Engelse zinnen te schrijven
Linking words zijn dus belangrijk!!

We gaan de betekenis leren & het gebruik oefenen

Slide 18 - Tekstslide

Linking words
zijn woorden die twee zinnen of zinsdelen met elkaar verbinden

example
I am going home. I am going to eat pizza.
I am going home and I am going to eat pizza.

Slide 19 - Tekstslide

Verschillende soorten
toevoeging: and, also, too
tegenstelling: but, however, although
oorzaak/gevolg: because, since, so
voorbeelden geven: such as, for example
opsomming: first, second, next
verduidelijken: clearly, obviously, in fact

Slide 20 - Tekstslide

Oefen op de volgende sites

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Slide 23 - Link

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide