Spelregels Over de streep
Het klaslokaal is door een (denkbeeldige) streep verdeeld in twee helften. Alle leerlingen starten aan dezelfde kant van de streep.
Op het bord staat een stelling. Bedenk voor jezelf of je het eens of oneens bent met deze stelling.
Bedenk een aantal argumenten. Als je het met de stelling eens bent, ga je over de streep; ben je het er niet mee eens, dan blijf je staan.
Een leerling die over de streep is gegaan, mag uitleggen waarom hij het met de stelling eens is.
Als je wilt reageren op wat iemand beweert, steek je je hand op.
Je docent is de gespreksleider en bepaalt wie het woord krijgt.
Spreek alleen als je het woord krijgt.