2vwo: Kap4-C-regelmatige werkwoorden + d/t + ss/s/z/ß-bearb

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hausaufgabe war:
Machen:
- Aufgabe 4 (Seite 122/123)
Lernen:
- Wörterliste A (Seite 140): D-NL en NL-D
Wörterliste A: quizlet.com/885585188/2v-trabitour-41-kapitel-4-worter-a-flash-cards/?new




Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Aufgabe 4, Seite 122/123 
A
Yvonne: Freeclimbing
Thilo: Sport im Watt
Sandra: Rhönradturnen
B
1 Hij was vroeger springruiter nu fokt hij paarden.
2 Met eigen auto over het circuit of meerijden in een Porsche of Ferrari
3 Een van de grootste schansen van de wereld


Slide 4 - Tekstslide

Lernziele:

- Ich kann noch mehr Verben benutzen

Slide 5 - Tekstslide

Kapitel 4: 
Freizeit!

Slide 6 - Tekstslide

Planung:
SO: am 15. März
Lernen: 
- Wörterliste A+B (Seite 148)
- haben, sein, werden, schwache Verben = bolletje 1, 2, 3, 4, 5, 6 (Seite 184/185)

Klassenarbeit: am 5. April

Slide 7 - Tekstslide

Seite 148

Slide 8 - Tekstslide

Verben - Werkwoorden
Regelmäßige Verben

Slide 9 - Tekstslide

Lernziel:

Herhaling:

Ik kan regelmatige werkwoorden vervoegen in de o.t.t. en ik kan er een voltooid deelwoord van maken.


Slide 10 - Tekstslide

Hoe maak je in het Duits de stam van een werkwoord?
A
hele werkwoord
B
hele werkwoord -en
C
ik-vorm

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de stam van "spielen"?

Slide 12 - Open vraag

Wat is de stam van "kommen"?

Slide 13 - Open vraag

Wat is de stam van "atmen"?

Slide 14 - Open vraag

regelmatige werkwoorden

Slide 15 - Tekstslide

AANTEKENING:
Regelmatige werkwoorden: wohnen
werkwoord: wohnen, stam:wohn
ich wohn e
du wohn st
er/sie es wohn t
wir wohn en
ihr wohn t
sie wohn en
Sie wohn en


Slide 16 - Tekstslide

Ich (schreiben) …… einen Brief

Slide 17 - Open vraag

Mein Bruder (spielen) …….. mit dem Ball

Slide 18 - Open vraag

Frau Schreiber (gehen) ……. im Klassenzimmer

Slide 19 - Open vraag

Neu = Nieuw:
Regelmatige werkwoorden, deel2!

Slide 20 - Tekstslide

AANTEKENING:
Regelmatige werkwoorden: 
met stam op -s/-z/-ß/-sch
werkwoord: heißen, stam:heiß
ich heiß e
du heiß t (!)
er/sie es heiß t
wir heiß en
ihr heiß t
sie heiß en
Sie heiß en


Slide 21 - Tekstslide

AANTEKENING:
Regelmatige werkwoorden: met stam op -t/-d
werkwoord: arbeiten, stam:arbeit
ich arbeit e
du arbeit est
er/sie es arbeit et
wir arbeit en
ihr arbeit et
sie arbeit en
Sie arbeit en


Slide 22 - Tekstslide

AANTEKENING:
Regelmatige werkwoorden: met stam op -m/-n
werkwoord: atmen, stam:atm
ich atm e
du atm est
er/sie es atm et
wir atm en
ihr atm et
sie atm en
Sie atm en


Slide 23 - Tekstslide

Üben
Welche Form ist richtig?

Slide 24 - Tekstslide

mieten

ihr
A
miete
B
mietest
C
mietet
D
mieten

Slide 25 - Quizvraag

kaufen

du
A
kaufet
B
kauft
C
kaufest
D
kaufst

Slide 26 - Quizvraag

sitzen

du ...
A
sitzest
B
sitzt
C
sitzst
D
sitzen

Slide 27 - Quizvraag

reden

ich ...
A
rede
B
redest
C
redet
D
reden

Slide 28 - Quizvraag

gehen

Sie
A
gehe
B
geht
C
gehen
D
gehst

Slide 29 - Quizvraag

sein

er ...
A
bist
B
ist
C
seid
D
sind

Slide 30 - Quizvraag

...und jetzt im Satz:

Slide 31 - Tekstslide

Warum (warten) ............. du nicht?

Slide 32 - Open vraag

Timo (gehen) ............ nach Hause.

Slide 33 - Open vraag

Wir (sein) ........... in der Schweiz gewesen

Slide 34 - Open vraag

Nina (kaufen) ........... einen Skihelm

Slide 35 - Open vraag

(begegnen) ............. du Nina noch?

Slide 36 - Open vraag

(gehen) ihr schon ............ nach Hause?

Slide 37 - Open vraag

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (hören) gerne Musik.
A
hort
B
höre
C
horst
D
horen

Slide 38 - Quizvraag

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ihr (kaufen) solche teuere Sachen.
A
kaufst
B
kaufen
C
kaufet
D
kauft

Slide 39 - Quizvraag

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (besuchen) die Oma.
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche

Slide 40 - Quizvraag

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Meine Schwester (öffnen) alle Fenster im Haus
A
öffn
B
öffnest
C
öffnet
D
öffnen

Slide 41 - Quizvraag

Zusammenfassung:

Slide 42 - Tekstslide

Wat zijn de uitgangen van de regelmatige werkwoorden?

Slide 43 - Open vraag

Welke uitzonderingen zijn er?

Slide 44 - Open vraag

Zusammenfassung:

Slide 45 - Tekstslide

Und jetzt im Buch:
Machen:

1) Übung macht den Meister=Wiederholung: Aufgabe 6, 7, 8

2) Neu: Aufgabe 11, Seite 126/127

Slide 46 - Tekstslide

Hausaufgabe:
Lernen:
 - haben, sein, werden, schwache Verben = bolletje 1, 2, 3, 4, 5, 6 (Seite 184/185)

Slide 47 - Tekstslide