E.6-H.5- Zakelijke brief schrijven-havo3


Wat moet je straks kennen en kunnen? 

Doel van deze les is dat je een zakelijke brief kunt schrijven , rekening houdend met de briefconventies
( regels)
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les


Wat moet je straks kennen en kunnen? 

Doel van deze les is dat je een zakelijke brief kunt schrijven , rekening houdend met de briefconventies
( regels)

Slide 1 - Tekstslide

Een zakelijke brief is een officiële brief met bijvoorbeeld een verzoek, een klacht of een mededeling. Zo’n brief is gericht aan een persoon die je niet (goed) kent of aan een instantie of een bedrijf. Een zakelijke brief is kort; de toon is beleefd en niet emotioneel.

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden van instanties:
Rijksoverheid (regering, ministeries, Eerste en Tweede Kamer)
Provincies.
Gemeenten.
Hoge Colleges van Staat.
Adviesorganen.
Waterschappen.
Openbare lichamen voor beroep en bedrijf.
Zelfstandige bestuursorganen.

Slide 3 - Tekstslide

De brief heeft een vaste indeling. Daarvoor bestaan regels of briefconventies
 
In de inleiding noem je de reden voor het schrijven van de brief. 

In het middenstuk werk je je verzoek, klacht of mededeling uit. 

In het slot geef je aan wat je met de brief wilt bereiken.

Slide 4 - Tekstslide

Zo schrijf je een zakelijke brief

Bepaal je schrijfdoel: verzoeken, klagen of meedelen.

Deel de brief als volgt in:
A eigen naam, adres, eventueel telefoonnummer, e-mailadres

B naam, functie en adres van de geadresseerde
 
C plaats en datum: ‘Middelburg, 23 april 2019’ 


Slide 5 - Tekstslide

D onderwerp: ‘Betreft: …’ (maximaal vijf woorden)
 
E aanhef: ‘Geachte heer/mevrouw,’
 
F je brieftekst, verdeeld in alinea’s
  
  
G groet: ‘Hoogachtend,’ of ‘Met vriendelijke groet,’
  
H ondertekening: je handtekening, daaronder je naam en eventueel je functie 

Slide 6 - Tekstslide

I Bijlage(n). Vermeld onderaan de brief welke bijlagen zijn toegevoegd. Als er meer bijlagen zijn, geef ze dan een nummer.
Plaats een witregel na elk onderdeel (zie A, B, C enz. hierboven) en na de inleiding en voor het slot.
 
Houd de brieftekst kort en beleefd (gebruik u).
Schrijf het eerste woord met een hoofdletter.

Begin de brief niet met ‘Ik’.



Slide 7 - Tekstslide

Voor een brief die je per post verstuurt, geldt daarnaast:
Print de brief en controleer hem; zet je handtekening met een pen.
Schrijf op de envelop netjes naam en adres van de geadresseerde.
Schrijf op de achterkant van de envelop je naam en adres

Slide 8 - Tekstslide

Maken: 
opdr. 1 blz. 152

Opdracht 2

Je mag alvast je idee uitwerken die je hebt van het 2e boek. Dus je hoeft je niet te houden aan vraag 1. Weet je nog niets, dan maak je gewoon vraag 1 zoals in het boek


Slide 9 - Tekstslide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 11 - Tekstslide