M3 Kapitel 12 naamval 1e &4e nvl en voltooid deelwoord zwakke werkwoorden

 Naamvalgrammatica
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Naamvalgrammatica

Slide 1 - Tekstslide

Samenvatting
Schema 1e en 4e naamval (der Gruppe)


                                    der Vater       die Mutter    das   Kind       die  Eltern (meervoud)
1e   naamval               der                   die                   das                     die
4e  naamval               den                   die                  das                    die

                                 

Slide 2 - Tekstslide

Dus:
Die Oma ist einsam.
Ich rufe die Oma mal an . (ik bel de oma eens op)



Maar:
Der Skilehrer ist neu.
Ich habe den Skilehrer noch nicht gesehen.

Slide 3 - Tekstslide

Vertaal het lidwoord:
1a. (de) Bruder von Hans heißt Jan.

Slide 4 - Open vraag

Vertaal het lidwoord:
2a. Hast du (de) Schwester von Jan gesehen?

Slide 5 - Open vraag

3a. Kennst du (de) neuen Lehrer schon?

Slide 6 - Open vraag

5. Hier kommt ......... Lehrer (m)
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 7 - Quizvraag

6. Ich will ............. Sportler (m) sehen
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 8 - Quizvraag

8. _______ Frau geht nach Hause
A
der
B
die
C
den

Slide 9 - Quizvraag

4. Der Vater kauft ............ Tennisschläger (m)
A
das
B
den
C
der

Slide 10 - Quizvraag

Ich habe .... Auto (o) gestohlen
A
das
B
den
C
der
D
eine

Slide 11 - Quizvraag

Ich sehe d... Mann.
A
dem
B
der
C
den

Slide 12 - Quizvraag

D... Mann liest d... Buch (o).
A
der, dem
B
den, das
C
der, den
D
der, das

Slide 13 - Quizvraag

D... Kind (o) lacht.
A
das
B
den
C
dem
D
der

Slide 14 - Quizvraag

Voltooid deelwoord
Weet jij nog hoe je het voltooid deelwoord maakt?

Slide 15 - Tekstslide

Voltooid deelwoord?
Wer hat das Essen eigentlich_____?(bezahlen = betalen)

Slide 16 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Der Lehrer hat die Falsche Geschichte______(erzählen=vertellen)

Slide 17 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Die Schüler haben bei Albert Heijn zu wenig______(verdienen)

Slide 18 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Du hast zwei Jahre Deutsch_____(studieren)?

Slide 19 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Ich habe die Falsche Kleidung______(bestellen)

Slide 20 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Früher habe ich viel____(tanzen = dansen)

Slide 21 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Was haben Mike und Verena über LessonUp _____?(sagen = zeggen)

Slide 22 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Ich habe nichts davon____(merken)

Slide 23 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Wo habt ihr letztes Jahr____(wohnen)

Slide 24 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Die Mannschaft hat gestern viel______(trainieren)

Slide 25 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Ihr habt das Nintendo Spiel ______(kaufen).

Slide 26 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Ihr habt das Nintendo Spiel ______(kaufen).

Slide 27 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Früher habe ich viel____(tanzen = dansen)

Slide 28 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Die Mannschaft hat gestern viel______(trainieren)

Slide 29 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Ich habe nichts davon____(merken)

Slide 30 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Du hast zwei Jahre Deutsch_____(studieren)?

Slide 31 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Wer hat das Essen eigentlich_____?(bezahlen)

Slide 32 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Die Schüler haben bei Albert Heijn zu wenig______(verdienen)

Slide 33 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Ich habe die Falsche Kleidung______(bestellen)

Slide 34 - Open vraag

Geef aan de hand van de emoji's aan, hoe moeilijk of makkelijk je de grammatica vindt.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll