VWO 3 Lesson 4: Conjunctions

Conjunctions
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Conjunctions

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conjunctions/voegwoorden
Je kunt voegwoorden gebruiken om twee dingen aan elkaar te plakken. Dat kunnen woorden, zinsdelen of hele zinnen zijn. Met een voegwoord geef je aan wat de relatie is tussen die twee dingen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sentences without conjunctions

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Same sentences with conjuctions

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden:
He'd like to go outside, yet it is raining hard (echter: geeft een tegenstelling aan)
He will help me, if I need help (als: geeft een voorwaarde aan)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe leer je dit voor de toets?
  1. Leer de conjunctions  van Nederlands naar Engels en van Engels naar Nederlands
  2. Zorg dat je weet wat een conjunction aangeeft, dus: opsomming, reden, gevolg, tegenstelling, keuze, tijd, voorwaarde

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grab your second device!

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We left early, so we were home on time.
Wat is het doel van 'so'?
A
geeft een gevolg aan
B
legt een keuze uit
C
geeft een opsomming
D
geeft een oorzaak aan

Slide 9 - Quizvraag

We left early = aanleiding
we were home on time = gevolg

so -> geeft gevolg aan
This is the best store if you like gadgets.
Wat is het doel van 'if'?
A
geeft een gevolg aan
B
legt een keuze uit
C
geeft een voorwaarde
D
geeft een oorzaak aan

Slide 10 - Quizvraag

if you like gadgets = voorwaarde
this is the best store = resultaat

if geeft voorwaarde aan
He failed the test despite his hard work.
Wat is het doel van 'despite'?
A
geeft een tijd aan
B
legt een keuze uit
C
geeft een voorwaarde
D
geeft een tegenstelling aan

Slide 11 - Quizvraag

He worked hard = positief
he failed the test = negatief

despite geeft tegenstelling aan
My train got delayed
She is very rich. 
You can have chocolate
I didn't buy the dress
I'm late for work.
, she's not very happy.
vanilla ice cream.
I really loved it.
although
or
so
however

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak af:
She was mad ... I stole her make-up.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak af:
Yesterday the heating was broken, ..... we wore coats in class.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

John never studied for his final exam, .....he failed them all
A
so
B
whereas
C
despite
D
however

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

_____ the computer had recently been repaired, it still kept crashing.
A
Whereas
B
Therefore
C
Although
D
Hence

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I'm not going out ___ I have a horrible cold.
A
whereas
B
since
C
then
D
but

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Homework
- Study vocabulary unit 5 lesson 1
- do exercises: Unit 5 lesson 1: 5, 6, 8.1, 8,2 and 9

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies