Hoeven/moeten A2

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Hoeven/moeten A2

Hoeven of moeten?

1. Hij hoeft vandaag geen brood te kopen.
2. Hij moet vandaag geen brood te kopen.

Hoeven of moeten?

1. Hoeven jullie geen koffie meer?
2. Moeten jullie geen koffie meer?

Hoeven of moeten?

1. We hoeven zaterdag niet om 07.00 uur op te staan.
2. We moeten zaterdag niet om 07.00 uur op te staan.

Hoeven of moeten?

1. Ik hoef morgen naar het ziekenhuis.
2. Ik moet morgen naar het ziekenhuis.

Hoeven of moeten?

1. We hoeven elke dag onze tanden poetsen.
2. We moeten elke dag onze tanden poetsen.

Wij ... geen vis meer van de markt. De vis ligt daar de hele dag in de zon.

1. moet
2. moeten
3. hoef
4. hoeven

Ik ben volgende week jarig, maar ik ... geen cadeaus te hebben.

1. moet
2. moeten
3. hoef
4. hoeft

Morgen ... ik niet te werken.

1. moet
2. moeten
3. hoef
4. hoeven

Wij ... geen reclame in de brievenbus.

1. moet
2. moeten
3. hoeft
4. hoeven

Begrijpt iedereen wat ik zeg, of ... ik het nog eens uitleggen?

1. moet
2. moeten
3. hoef
4. hoeven

Heb je een balkon?

1. Nee, ik heb niet een balkon.
2. Nee, ik heb geen balkon.

Hebben jullie Spaanse wijn?

1. Nee, wij hebben geen Spaanse wijn.
2. Nee, wij hebben de Spaanse wijn niet.

Wil je een nieuwe spijkerbroek?

1. Nee, ik hoef geen nieuwe spijkerbroek.
2. Nee, ik moet geen nieuwe spijkerbroek.

Heb je dit boek nodig?

1. Nee, ik heb geen nodig.
2. Nee, ik heb het niet nodig.

Is deze kamer te huur?

1. Nee, deze kamer is geen huur.
2. Nee, deze kamer is niet te huur.

Moet je vanmiddag boodschappen doen?

Moet je elke dag gezond eten?

Moet je elk half jaar naar de tandarts?

Moet je elke nacht acht uur slapen?

Moet je je kleren zelf wassen?