opdracht 4 van lezen H1, §3

nakijken opdracht 4
1: het bekendmaken van de identiteit van een verdachte (door justitie)
Ook goed: privacy van verdachten
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

nakijken opdracht 4
1: het bekendmaken van de identiteit van een verdachte (door justitie)
Ook goed: privacy van verdachten

Slide 1 - Tekstslide

Verschuiving privacybeleid
A
de lezer motiveren de tekst te lezen
B
de mening van de auteur weergeven
C
het vaststellen van een nieuwsfeit

Slide 2 - Quizvraag

De lezer heeft niets aan naam verdachte
A
de lezer motiveren de tekst te lezen
B
de mening van de auteur weergeven
C
het vaststellen van een nieuwsfeit

Slide 3 - Quizvraag

Die jongens zijn niet veroordeeld
A
de lezer motiveren de tekst te lezen
B
de mening van de auteur weergeven
C
het vaststellen van een nieuwsfeit

Slide 4 - Quizvraag

Welke van de drie teksten geeft de meeste informatie over het onderwerp
A
tekst 2
B
tekst 3
C
tekst 4

Slide 5 - Quizvraag

In welke tekst geven diverse deskundigen hun visie op het onderwerp?
A
tekst 2
B
tekst 3
C
tekst 4

Slide 6 - Quizvraag

In welke tekst wordt het duidelijkst een standpunt ingenomen over het onderwerp?
A
tekst 2
B
tekst 3
C
tekst 4

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het schrijfdoel van tekst 2?
A
informeren
B
opiniëren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het schrijfdoel van tekst 3?
A
informeren
B
opiniëren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het schrijfdoel van tekst 4
A
informeren
B
opiniëren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de tekstsoort van tekst 2?
A
beschouwing
B
betoog
C
uiteenzetting

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de tekstsoort van tekst 3
A
beschouwing
B
betoog
C
uiteenzetting

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de tekstsoort van tekst 4
A
beschouwing
B
betoog
C
uiteenzetting

Slide 13 - Quizvraag

Hoofdgedachte tekst 2
Er zijn regels voor het omgaan met namen en foto’s van verdachten, maar er wordt om bepaalde redenen door politie en pers steeds vaker van die regels afgeweken. – constatering

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdgedachte tekst 3
De lezer heeft niets aan de naam en de foto van een verdachte. / Er zijn geen journalistieke gronden voor het publiceren van naam en foto van een verdachte. – mening 

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdgedachte tekst 4
Er zijn argumenten voor en tegen het openbaar maken van namen en foto’s van verdachten. – constatering

Slide 16 - Tekstslide

Tekst 5
  1. voor jonge mensen met een havo- of vwo-diploma
  2. (1) aan het onderwerp (studeren aan hbo of universiteit); (2) aan het taalgebruik; (3) aan de afbeelding
  3. (1) De tekst gaat over studeren aan hbo of universiteit en over zaken die daarmee samenhangen: collegegeld, woonsituatie (uit- of thuiswonend / op kamers gaan), basisbeurs, studiefinanciering, ov-kaart enz. (2) a) Er komen geen moeilijke woorden/begrippen in de tekst voor (de meeste jongeren die een havo- of vwo-opleiding doen, zijn bekend met het onderwerp) b) de lezer wordt met ‘je’ aangesproken. (3) De afbeelding toont een jonge student in een studiezaal.


Slide 17 - Tekstslide

tekst 6
1 hoger opgeleide mensen die geïnteresseerd zijn in filosofie
2 (1) aan de inhoud; (2) aan het taalgebruik
3 (1) De tekst gaat over de filosoof Zeno; verder worden de filosofen Plato, Heraclitus, Frege en Chrysippis genoemd. (2) De tekst bevat a) jargon en moeilijke/onduidelijke woorden/begrippen, zoals ‘stoïcijns’, ‘moreel oprecht’, ‘logica’, ‘de vrije wil’ enz., en b) lange, gecompliceerde zinnen, zoals ‘De ethische en sociale theorieën van de stoïcijnen zijn gebaseerd op het idee van een essentieel materialistische wereld, maar met inbegrip van de logos, Heraclitus’ complexe idee van rede, natuur en het lot dat de wereld bezielt, en dient om de menselijke en kosmische ziel te verbinden.’

Slide 18 - Tekstslide

Tekst 7
1 (oudere) mensen die een dotterbehandeling moeten ondergaan
2 (1) aan het onderwerp; (2) aan het taalgebruik
3 (1) De tekst geeft achtergrondinformatie en uitleg over een dotterbehandeling: er wordt verteld wat het doel van de behandeling is (oprekken of wijder maken van een kransslagader) en hoe dat doel wordt bereikt (met ballonnetjes, die worden opgeblazen als ze in een vernauwd bloedvat zijn geschoven). (2) a) De tekst bevat wel wat vakjargon (‘dilatatie’ en PCTA), maar die woorden/begrippen worden toegelicht, zodat iemand die niet veel weet van medische zaken, de tekst toch goed kan begrijpen. b) De tekst bevat formuleringen als ‘uw kransslagaders’, ‘uw bloed’ en ‘uw lichaam’: dat duidt erop dat hij bedoeld is voor (oudere) volwassenen met een probleem in hun bloedvaten, waar iets aan gedaan gaat worden.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 1
  1. de fusie van Sinterklaas en de Kerstman
  2. inleiding = Het is … en eenheid.
middenstuk = Het eerste … Sint/kerstman.
slot = Het zal … moeten doen.
3. A de actualiteit – Zie de publicatiedatum
4. D een toekomstverwachting
5. deel 1: Het eerste
deel 2: Er zijn
deel 3: Uiteraard rijst

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 1
6 Voordelen (van een fusie)
7 Mogelijke problemen (bij een fusie)
8 Andere fusiepartner? / Nog meer fusiegeweld?
9 tweede alinea: Er is; derde alinea: Het voordeel; vierde alinea: Verder kan; vijfde alinea: Ten slotte
10 tweede alinea: Of de; derde alinea: De naam; vierde alinea: Zijn er
11 tweede alinea: De paashaas

      Slide 21 - Tekstslide

      Opdracht 1
      12 Het schrijfdoel van de auteur is overtuigen: hij wil de lezers overhalen tot zijn standpunt dat Sinterklaas en de Kerstman moeten fuseren. Hij doet dat door allerlei voordelen van een fusie te noemen en door eventuele problemen enigszins te relativeren of snel van een oplossing te voorzien. 
      13 Sinterklaas en de Kerstman moeten fuseren. / Een fusie van Sinterklaas en de Kerstman biedt voordelen en schept duidelijkheid.

      Slide 22 - Tekstslide

      Vaste tekststructuren
      maken opdracht 2, vraag 6 hoeft niet.
      Wat niet af is, is huiswerk voor de volgende les

      Slide 23 - Tekstslide