3E - 15-9-2023 - Unit 1 - les 9

Engels
Welcome 3E
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Engels
Welcome 3E

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Unit 1 - History
Lesson 9 - Grammar
- Check exercises 42 + 44 (pp.39-40)
- Grammar: Used to
- Grammar: Tags
- Grammar: Irregular verbs
- Practise
- Homework



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Used to
Used to = Vroeger deed ik...Maar nu niet meer...

Vroeger heb ik in Den Haag gewoond
I used to live in Den Haag



Regel: Used to + Hele werkwoord


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Used to
Hoe maak je deze vorm?
Used to + hele werkwoord

I used to be a student.
She used to have braces.
We used to play football.



Voor dingen die vroeger zo waren, maar nu niet meer.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Used to
The form 'used to' is used with all subjects:

I used to live
He/she/it used to live
we used to live
you used to live
they used to live

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Do you know people who used to do something?


I used to .........
My father used to .....
My neighbours used to ......
Our football team used to ....

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Tags
Nederlandse question tag = toch? 
Engelse question tag = herhalen van het hulpwerkwoord of hrt werkwoord "to do" toevoegen.

bijv.
They really like football, don't they?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Tags
Hoe maak je een question tag? 
De regel: 
 
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-) 
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Tags

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Tags
+ hoofdzin, - tag question
- hoofdzin, + tag question
persoonlijk vnw in 
tag-question

Slide 10 - Tekstslide

Give  them new seats.
Grammar: Tags
Werkwoorden
> "to be" in de zin: herhalen in tag.
> hulpww in de zin: herhalen in tag.
> anders gebruik vorm van "to do"

Kevin can't help you, can he?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een 'tag'?
A
Een kort vraagje aan het einde van een zin
B
Het onderwerp in een zin
C
Overbodige informatie uit een zin

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Question Tags
Waarom gebruiken de Engelsen een Question Tag?
A
Daarmee stel je een vraag.
B
Om de vraag nogmaals kort te herhalen.
C
Om om bevestiging te vragen.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

TAG QUESTIONS:
Als de zin bevestigend (+) is, dan is de tag question....
A
ook bevestigend (+)
B
ontkennend (-)

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

TAG QUESTIONS:
Als de zin ontkennend (-) is, dan is de tag question....
A
bevestigend (+)
B
ook ontkennend (-)

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een tag bestaat uit ...
A
werkwoord + persoonlijk voornaamwoord
B
hulpwerkwoord+ persoonlijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord + werkwoord
D
persoonlijk voornaamwoord + hulpwerkwoord

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de correcte tag:

He is your brother, ....
A
is he?
B
can't he?
C
isn't he?
D
doesn't he?

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de correcte tag:

We can't see anything, ...
A
can't we?
B
can we?
C
could we?
D
couldn't we?

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de correcte tag:

Fred is coming this afternoon,
A
can't he?
B
can he?
C
is he?
D
isn't he?

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de correcte tag:

They were late, ...
A
weren't they?
B
won't they?
C
were they?
D
don't they?

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de correcte tag.

Donald can speak English, ...
A
can't he?
B
can he?
C
could he?
D
couldn't he?

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de correcte tag.

Your brother is a teacher, ...
A
isn't he?
B
is he?
C
was he?
D
wasn't he?

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Irregular verbs
Wat is een irregular verb?

Een irregular verb is een werkwoord dat in de past simple en in de present perfect een andere vervoeging heeft dan 
hele ww + ed/d

bijv.: go   -   went   -   gone

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Irregular verbs
tijdsvorm
vaste spellingsregel
past simple (verl. tijd)
stam + -ed
I walked to school.
past perfect (volt. teg. tijd)
have/has + stam + -ed
She has worked today.
irregular verbs moet je uit je hoofd kennen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Irregular verbs
Waar vind je de irregular verbs?

In het checkbook van ieder hoofdstuk staat een selectie van de irregular verbs. Deze moet je voor het proefwerk uit je hoofd leren en kunnen toepassen.

Unit 1: page 157

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Irregular verb forms:

verbieden
A
to forbid - forbid - forbid
B
to forbid - forbade - forbidden
C
to forbid - forbidded - forbidden
D
to forbade - forbade - forbade

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Irregular verb forms:

begrijpen
A
to understood - understood - understand
B
to understand - understood - understand
C
to understand - understood - understood
D
to understand - understood - understand

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Irregular verb forms:

graven
A
to dig - diged - duged
B
to dig- digged - dugged
C
to dug - dug - dug
D
to dig - dug - dug

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Irregular verb forms
:
bouwen
A
to build - builded - builded
B
to built - build - build
C
to build - built - built
D
to builden - builded - builden

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Irregular verbs forms:

teach - .....-......
A
tought - tought
B
thaught - thaught
C
taught - taught
D
teached - teached

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Irregular verbs forms:

spend - .....-......
A
spended - spend
B
spent - spent
C
spend - spent
D
spent - spend

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Irregular verbs forms:

..... - ..... - worn
A
wear - worn
B
worn - worn
C
wore - wear
D
wear - wore

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Unit 1 - History
Make exercises 45, 46 & 47 (pp.40-41)

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Unit 1 - History
Next class on Monday 18 September.

Homework: 
make: exercises 48 (p.42)
learn vocabulary 1.3  + 1.4 (p.160)

Bring your workbook A and your iPad.



Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies