Klas 4 - Grammaire C - Les comparaisons

Aujourd'hui
Vocabulaire A et B
Grammaire C: comparaisons
Faire: ex. 37 - 39





Reminder 4 havo:
MO 12c voorbereiden!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui
Vocabulaire A et B
Grammaire C: comparaisons
Faire: ex. 37 - 39





Reminder 4 havo:
MO 12c voorbereiden!

Slide 1 - Tekstslide

Les comparaisons

Slide 2 - Tekstslide

Le comparatif 
Hoe maak je een vergelijking of een vergrotende trap ?

Slide 3 - Tekstslide

Le comparatif (vergrotende trap)
Een vergelijking of 
een vergrotende trap maken:

moins + bijv. nw. (+ que)         Elle est moins grande que ...
aussi + bijv. nw. (+ que)           Il est aussi grand que ...
plus + bijv. nw (+ que)              Elles sont plus grandes que ...

Slide 4 - Tekstslide

Le comparatif (vergrotende trap)
Een vergelijking of een vergrotende trap maken:

moins + bijv. nw. (+ que)         Elle est moins grande que ...
aussi + bijv. nw. (+ que)           Il est aussi grand que ...
plus + bijv. nw (+ que)              Elles sont plus grandes que ...

Attention! De vorm van het bijv. nw verandert mee. 

Slide 5 - Tekstslide

Le comparatif (vergrotende trap)
Een vergelijking of een vergrotende trap maken:

moins + bijv. nw. (+ que)         Elle est moins grande que ...
aussi + bijv. nw. (+ que)           Il est aussi grand que ...
plus + bijv. nw (+ que)              Elles sont plus grandes que ...

Attention! De vorm van het bijv. nw verandert mee. 

ev
mv
ml
-
+s
vr
+e
+es

Slide 6 - Tekstslide

Traduis: Ik ben kleiner dan Marc
(tip: meer klein dan)

Slide 7 - Open vraag

Vertaal: Zij is even sportief als Marc

Slide 8 - Open vraag

Max is minder aardig dan Emma
(aardig = sympa)

Slide 9 - Open vraag

Le superlatif 
Hoe maak je een overtreffende trap ?

Slide 10 - Tekstslide

Le superlatif (overtreffende trap)
Een overtreffende trap maken:

le / la / les plus + bijv. nw           Il est le plus sympa.
le / la / les moins + bijv. nw      Ils sont les moins grands.

Slide 11 - Tekstslide

Le superlatif (overtreffende trap)
Een overtreffende trap maken:

le / la / les plus + bijv. nw           Il est le plus sympa.
le / la / les moins + bijv. nw      Ils sont les moins grands.

Attention: 
ook hier verandert het bijv. nw. mee

Slide 12 - Tekstslide

Onregelmatige vorm
                         Bon (goed, lekker) heeft een onregelmatige vorm:

                  vergrotende trap                  overtreffende trap
bon      -       meilleur(e)(s)       -      le / la / les meilleur(e)(s)

Slide 13 - Tekstslide

Traduis:
Marie is het grootst

Slide 14 - Open vraag

Traduis:
Mijn beste vriend

Slide 15 - Open vraag

VWO: Adjectif ou adverbe?
Een bijvoeglijk naamwoord (adjectif)  zegt iets over 
- een zelfstandig naamwoord.                een leuk feestje

Een bijwoord (adverbe) zegt iets over 
- een werkwoord of                                       dat ruikt fris
- een ander bijwoord                                    dat ruikt erg fris
- een bijvoeglijk naamwoord                    een heel leuk feestje

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide