klinisch redeneren

Waarom is klinisch redeneren zo belangrijk?
1 / 15
volgende
Slide 1: Open vraag
VerzorgingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Waarom is klinisch redeneren zo belangrijk?

Slide 1 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de stappen van klinisch redeneren in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
6
verpleegkundig beleid vaststellen
Reflectie
oriënteren op de situatie
het verloop monitoren
mogelijke problemen in kaart brengen
Aanvullende observaties en onderzoek

Slide 2 - Sleepvraag

1c, 2e,3f, 4a, 5d, 6b
Je komt bij een patiënt, deze is verminderd aanspreekbaar, heeft zweet op zijn voorhoofd. Wat doe je?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je komt bij een patiënt, geeft jou korte antwoorden. Jij ziet dat de patiënt hulpademhalingsspieren gebruikt. Wat doe je?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vitale functie van een patiënt zijn:
T 39,3, P 126, AH 28, Saturatie 91%.
wat doe je?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je bekijkt het lab van een patiënt. Jij ziet van D-dimeer 1045. Waar denk je aan?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In het dossier lees je de lab uitslagen. Jij ziet dat jouw patiënt een HB van 3,4 heeft. Wat doe je en aan welke ziektebeeld denk je?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Patiënt B is uit bed gevallen. Heeft een groot hematoom op zijn achterhoofd. Wat doe je?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Patiënt V. is 85 jaar. Heeft cardiale problemen. Is benauwd en kan niet plat liggen en voeten passen niet meer in haar schoenen. Wat doe je?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

welke onderzoeken gaat patiënt V. krijgen?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de werkdiagnoses van patiënt V.?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Patiënt S. is gestruikeld over een los kleedje. Geeft pijn aan in zijn been en er is beenlengte verschil. Wat doe je?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Patiënt S. wordt per ambulance vervoerd naar het ziekenhuis. Welke onderzoeken gaan er plaats vinden?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

labuitslagen:
Hb 8,8/ Ht 0,41/ Na 142/ Kalium 4,4/ creatinine 2-3/ ureum 19/ CK 4,1/ troponine 0,20. Waar denk je aan?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je komt bij patiënt H. Zij spreekt wartaal en heeft een afhangende mondhoek. Wat doe je?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies