B1 voedingsstoffen + B5 gezonde voeding 2022 bvj

Voeding & vertering
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voeding & vertering

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kent het onderscheid tussen een voedingsmiddel en een voedingsstof
Je kent de 7 groepen voedingsstoffen
Je kunt uitleggen waar de voedingsstoffen voor worden gebruikt

Slide 2 - Tekstslide

4.2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Voedingsmiddelen: alles wat je eet of drinkt.

Voedingsstoffen: de bruikbare bestanddelen van  voedings-middelen. Ze kunnen dienen als bouwstof of brandstof

Slide 3 - Tekstslide

Voedingsmiddel of voedingsstof?

Sleep de termen naar de juiste categorie
voedingsmiddel
voedingsstof
vitamine C
sinaasappelsap
aardappel
koolhydraat
boterham
eiwit

Slide 4 - Sleepvraag

Welke groepen van voedingsstoffen ken je?

Slide 5 - Woordweb

6 groepen voedingsstoffen
koolhydraten (sachariden; binas 67F)
eiwitten (peptiden; binas 67G)
vetten (lipiden; binas 67H)
water
mineralen
vitaminen

Slide 6 - Tekstslide

Voedingsvezels 
om geen 
verstoppingen 
te krijgen.

Slide 7 - Tekstslide

Eiwitten
- Vooral bouwstof, in mindere mate ook brandstof
- Aan elkaar geschakelde aminozuren
- Er zijn 20 soorten aminozuren, waarvan 8 'essentiëel' (móet je binnen krijgen met voeding, kan je
zelf niet maken).
- Zie BINAS 67 H:
- Let op '2' onder aminozuur.

Slide 8 - Tekstslide

Eiwitten
- functie: vooral bouwstof; zijn nodig bij 
transport van stoffen: zie hiernaast:

overbrengen signalen (bv hormonen)

of helpen chemische reacties versnellen 
(als enzymen): 

Slide 9 - Tekstslide

Eiwitten
- Ook brandstof, maar niet ideaal.
- Teveel eiwit? Kan je niet opslaan! Dan maar verbranden. Dat levert NH3 ammoniak op (giftig).
- Ook eiwitverbranding bij te weinig brandstof.
- Extreem tekort aan brandstof (dan al niet/nauwelijks lichaamsvet meer): je eigen spieren 'opeten'.

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel soorten aminozuren zijn er?
A
8
B
12
C
20
D
24

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel daarvan zijn 'niet-essentiëel?"
A
8
B
12
C
20
D
24

Slide 12 - Quizvraag

Koolhydraten
- Vooral brandstof, ook bouwstof (DNA en celmembranen)





Slide 13 - Tekstslide

Koolhydraten (zie BINAS 67F)
- Monosachariden: enkelvoudige suikers
(bv: glucose (druivensuiker), desoxyribose (in DNA))

- Disachariden: dubbele suikers
(bv: sacharose (biet-, rietsuiker) of lactose:
- Polysachariden: meervoudige suikers
(bv: amylose (zetmeel)

Slide 14 - Tekstslide

Speciaal polysacharide: Voedingsvezels
- Voedingsvezels worden niet verteerd.
- Voornamelijk polysachariden (bv cellulose en pectine)
- Komt uit celwanden van plantaardige voedingsmiddelen
- Bevorderen darmwerking/stoelgang
- Geven gevoel van verzadiging
- Maar 3% krijgt genoeg voedingsvezel binnen
- Sterke link met kanker: hoe meer vezel, des te beter.

Slide 15 - Tekstslide

Overschot koolhydraten?
- Eerst opslag in de vorm van glycogeen

Slide 16 - Tekstslide

Hoe verschilt amylose (zetmeel) van glycogeen qua vorm?

Slide 17 - Open vraag

Overschot koolhydraten?
En glycogeenvoorraad vol in lever en spieren?





Vetopslag onder huid of rondom organen



Slide 18 - Tekstslide

Vetten
- Vooral brandstof, ook bouwstof:
                                                 (fosfolipiden)
- Glycerol, met daaraan drie vetzuren:

Slide 19 - Tekstslide

Verzadigd/onverzadigd vet
Verzadigd vet:
- Ongezond; kans op 'dichtslibben' aders. Vooral bij dierlijke vetten. Hebben geen dubbele bindingen.
Onverzadigd vet:
- Gezond. Zorgen voor daling cholesterol. Hebben één of meer dubbele bindingen.

Slide 20 - Tekstslide

Als ik een vetmolecuul verteer, hoeveel moleculen hou ik dan over?
A
1
B
2
C
4
D
meer dan 4

Slide 21 - Quizvraag

Water
- Bouwstof (in lichaamscellen, cytoplasma)


- Functie als oplosmiddel, transportmiddel (bloed, lymfe).
- Bepaalt de osmotische waarde van vloeistoffen in ons lichaam (bv. bloed, lymfe)

Slide 22 - Tekstslide

Voor hoeveel procent bestaan wij uit water?
A
30%
B
60%
C
80%
D
95%

Slide 23 - Quizvraag

Mineralen
- Bouwstoffen (bv calcium in tussencelstof van beenweefsel)

- Weinig van nodig: spoorelementen ('er hoeft slechts een spoortje aanwezig te zijn in je voedsel')

- Vaak bestanddeel van enzymen of hormonen


Slide 24 - Tekstslide

Vitaminen
- Bouwstoffen (o.a. als bestanddeel van enzymen).
- Nodig om gezond te blijven.
- Tekort? Gebreksziekten.
- Teveel? Kan schadelijk zijn
voor de lever.
- Zie BINAS 82A

Slide 25 - Tekstslide

glucose is een ...
A
koolhydraat
B
vet
C
eiwit
D
voedingsvezel

Slide 26 - Quizvraag

het molecuul uit de afbeelding behoort tot de ...
A
sachariden
B
peptiden
C
lipiden

Slide 27 - Quizvraag

zowel natrium als chloride zijn ...
A
vitaminen
B
mineralen
C
voedingsvezels

Slide 28 - Quizvraag

het molecuul uit de afbeelding behoort tot de ...
A
sachariden
B
peptiden
C
lipiden

Slide 29 - Quizvraag

Een paar vragen om te checken...

Slide 30 - Tekstslide

Eiwitten zijn:
A
Brandstoffen
B
Bouwstoffen
C
Brandstoffen en bouwstoffen
D
aminozuren

Slide 31 - Quizvraag

Wat moet je eerst verteren om aan aminozuren te komen?
A
eiwitten
B
vetten
C
koolhydraten
D
mineralen

Slide 32 - Quizvraag

Kun je van niet-essentiële aminozuren essentiële aminozuren maken?
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quizvraag


A
Monosacharide
B
Disacharide
C
Trisacharide
D
Polysacharide

Slide 34 - Quizvraag

Voedingsvezels zijn meestal
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Koolhydraten
D
Mineralen

Slide 35 - Quizvraag

Voedingsvezels helpen bij
A
Spierwerking
B
Darmwerking
C
Zenuwstelsel
D
Bloedsomloop

Slide 36 - Quizvraag

Onverzadigde vetten:
A
Hebben dubbele bindingen, zijn gezond
B
Hebben dubbele bindingen, zijn ongezond
C
Geen dubbele bindingen, zijn gezond
D
Geen dubbele bindingen, zijn ongezond

Slide 37 - Quizvraag

Vooral brandstof
Vooral bouwstof
Alleen brandstof
Alleen bouwstof
Eiwit
Koolhydraat
Vet
Water
Mineralen
Vitaminen

Slide 38 - Sleepvraag

4.3 gezonde voeding

Slide 39 - Tekstslide

BMI

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

4.3 Gezonde voeding
- Variatie
- Veel groente, fruit, brood
- Zo min mogelijk bewerkt 
- Eet niet meer dan nodig
- Zo min mogelijk dierlijk vet 
(zit in vlees, vis, melk, ei)

Slide 42 - Tekstslide

Einde

Slide 43 - Tekstslide