Nieuwsbegrip 2 thusi

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg
Verbanden

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Lezen in groepjes
Je wordt zo in de Meet in groepjes gedeeld. We gaan uit elkaar in de break-rooms. 
1) Zet eerst je microfoon uit, anders horen we alles dubbel
2) Groepje 1 leest het eerste stuk, groepje 2 het tweede ect.
3) Tijdens het lezen markeer je de signaalwoorden
4) Als je terug komt bespreken we wat jullie hebben gevonden

Slide 4 - Tekstslide

1: Wat voor soort programma is het NOS Jeugdjournaal?

Slide 5 - Open vraag

2: Wat is de doelgroep van het Jeugdjournaal?

Slide 6 - Open vraag

3: Wie kijken er naar het Jeugdjournaal? Noem vier groepen mensen uit de tekst.

Slide 7 - Open vraag

4: Waarom kijkt niet alleen de doelgroep van het Jeugdjournaal naar het programma? Noem twee redenen uit de tekst.

Slide 8 - Open vraag

5: Op welke manieren besteedt het Jeugdjournaal aandacht aan het 40-jarig jubileum?

Slide 9 - Open vraag

6: Er komt een speciale munt van 5 euro voor het 40-jarig jubileum van het Jeugdjournaal. Waarom moesten ze daar een beetje om lachen op de redactie van het programma?

Slide 10 - Open vraag

7: Hoe vaak kijk jij naar het Jeugdjournaal? Kijk je naar het Jeugdjournaal op YouTube? En gebruik je de Jeugdjournaal app?


Slide 11 - Open vraag


Over welk stukje tekst wordt niets gezegd in de inleiding?
Er wordt in de inleiding niets gezegd over de informatie in het stukje…

A
Speciaal voor kinderen
B
Begrijpelijk nieuws
C
Aandacht voor jubileum
D
Speciale munt

Slide 12 - Quizvraag

2. Was een journaal speciaal voor kinderen bijzonder in 1981? Leg je antwoord uit.

Slide 13 - Open vraag

3. Welk verband geeft het signaalwoord bovendien in regel 18 aan?
A
Oorzaak/gevolg
B
opsomming
C
reden
D
tegenstelling

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent achter de schermen (regel 29)?
A
In het deel dat je niet zien
B
In het deel dat je te zien krijgt
C
in het klein nagemaakt
D
in het begin

Slide 15 - Quizvraag

6. Wat betekent ergens induiken (r. 32)?
A
Je ergens aan storen
B
Je ergens helemaal in verdiepen
C
je ergens niet voor interesseren
D
je ergens voor inzetten

Slide 16 - Quizvraag

7. Welk ander kopje past het best boven het stukje Speciale munt?
A
Anton Geesink
B
Eervol
C
Lachen
D
Ronald Bartela

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Woorden met een trema
Woorden op -ee of -ie krijgen in het meervoud +ën (moskeeën, melodieën), maar er zijn 5 uitzonderingen: bacteriën, oliën, koloniën, poriën en financiën. Deze meervouden moet je goed onthouden.

Probeer maar in het dictee!

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf op...

Slide 20 - Open vraag

Schrijf op...

Slide 21 - Open vraag

Schrijf op...

Slide 22 - Open vraag

Schrijf op...

Slide 23 - Open vraag

Schrijf op...

Slide 24 - Open vraag