In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
alle conventies van de schrijfopdrachten
Slide 1 - Tekstslide
welke 3 schrijfopdrachten zijn er en welke krijg je misschien op het SE?
Slide 2 - Open vraag
artikel, e-mail en brief
Bij iedere schrijfopdracht horen eigen conventies, schrijfafspraken. Tegelijkertijd komen veel conventies ook in de andere opdrachten voor, zoals bijvoorbeeld de aanhef.
Slide 3 - Tekstslide
Bij welke schrijfopdracht gebruik je geen aanhef?
A
artikel
B
brief
C
e-mail
Slide 4 - Quizvraag
Wat schrijf je dan boven een artikel? En eronder?
Slide 5 - Open vraag
Bij een e-mail begin je met het invullen van:
A
je naam
B
je e-mailadres
C
adres van de geadresseerde
D
het e-mailadres van de geadresseerde
Slide 6 - Quizvraag
Bij de e-mail vul je na het e-mailadres van de geadresseerde het volgende in:
A
onderwerp
B
jouw naam
C
je stelt jezelf voor
D
de slotgroet
Slide 7 - Quizvraag
welke conventie hoort bij alle opdrachten?
A
jezelf voorstellen
B
de aanhef
C
de slotgroet
D
het maken van alinea's
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de beste beginzin?
A
Hoi, ik ben Piet
B
Mijn naam is Piet Puk, ik zit in klas 3 van het Maris college bohemen.
C
Mijn naam is Piet Puk, ik zit in de derde klas van het Maris College Bohemen.
D
Mijn naam is Piet, ik zit in de derde klas van het Maris College Bohemen.
Slide 9 - Quizvraag
Wat schrijf je onder een artikel?
A
je naam
B
je naam en achternaam
C
de aanhef
D
de slotgroet
Slide 10 - Quizvraag
welke slotgroet is goed bij een e-mail en brief?
A
Vriendelijke groet, naam achternaam
B
Met vriendelijke groet,
naam achternaam
C
Met Vriendelijke Groet,
Naam Achternaam
D
Met vriendelijke groet,
Naam Achternaam
Slide 11 - Quizvraag
Welke zin is de beste als je vraagt om een snelle reactie?
A
Ik verzoek u om snel een reactie te sturen.
B
Ik verzoek u om snel een reactie te antwoorden.
C
Graag wil ik u vragen om snel te reageren.
D
Kunt u zo snel mogelijk een reactie terug sturen?
Slide 12 - Quizvraag
Welke zin is het beste als je de aanleiding van de mail moet beschrijven?
A
Deze mail schrijf ik omdat het moet.
B
Ik schrijf deze mail omdat we in onze klas een discussie hebben gehad.
C
omdat we in onze klas een discussie hebben gehad.
D
Deze mail schrijf ik omdat we een discussie in de les hebben gehad.