Bio Thema 5 Ecologie - Basisstof 5.2

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 5 Ecologie 
§ 5.2 Eten en gegeten worden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

              Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
2:00

Slide 4 - Tekstslide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
 Waar denk je aan bij ETEN en GEGETEN worden??
timer
2:00

Slide 5 - Woordweb

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen. 
           Leerdoelen
5.2.1 Je kunt organismen indelen in producenten, consumenten en reducenten.

5.2.2 Je kunt uitleggen wat een voedselketen is.

5.2.3 Je kunt dieren indelen in planteneters, vleeseters en alleseters. 

Slide 6 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
              Inleiding

Planten, dieren, bacteriën en schimmels hebben elkaar nodig om te overleven. Ze kunnen niet zonder elkaar!

Slide 7 - Tekstslide

Inleiding
Door een goede inleiding voelen leerlingen zich betrokken en begrijpen ze het belang van wat ze gaan leren. Dit vergroot hun motivatie en leerresultaten. 
Alle organismen kun je verdelen in drie groepen (zie afbeelding 1): 
• producenten
• consumenten
• reducenten

Planten zijn producenten. Door fotosynthese kunnen zij zelf glucose maken. Uit glucose kunnen planten andere energierijke stoffen maken, zoals koolhydraten, eiwitten en vetten. Planten maken deze energierijke stoffen voor zichzelf, maar ook voor dieren.
Begrip 
Producenten: Planten; producenten maken hun eigen eten door fotosynthese.

Slide 8 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Hoe maken planten hun voedsel?
A
Door fotosynthese
B
Door chemische reacties
C
Door fermentatie
D
Door verbranding

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn producenten?
A
Organismen die afbreken
B
Dieren die andere organismen eten
C
Planten die hun eigen eten maken
D
Energiebronnen zoals de zon

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Producenten, consumenten en reducenten
Alle organismen kun je verdelen in drie groepen (zie afbeelding 1):
producenten
consumenten
• reducenten

Dieren zijn consumenten. Dieren kunnen zelf geen energierijke stoffen maken. Zij moeten deze stoffen binnenkrijgen via hun voedsel. Zij eten planten of andere dieren. Dieren gebruiken de opgegeten energierijke stoffen voor verbranding en de opbouw van hun eigen lichaam.


Begrip
Consumenten: Dieren die energierijke stoffen binnenkrijgen door andere organismen op te eten.

 

Slide 11 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Wat zijn consumenten in de natuur?
A
Bacteriën die stoffen produceren
B
Dieren die andere organismen opeten
C
Planten die energierijke stoffen maken
D
Schimmels die energie opslaan

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn producenten in een ecosysteem?
A
Dieren die zichzelf voeden
B
Planten die energierijke stoffen maken
C
Dieren die andere dieren eten
D
Bacteriën die organisch materiaal afbreken

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Producenten, consumenten en reducenten
Alle organismen kun je verdelen in drie groepen (zie afbeelding 1):
producenten
• consumenten
reducenten

Schimmels en bacteriën breken dode resten van organismen af. Dit zijn energierijke stoffen uit planten en dieren. Hierbij ontstaan energiearme stoffen: koolstofdioxide, water en mineralen. Een ander woord voor afbreken is reduceren. Bacteriën en schimmels zijn daarom reducenten.
Planten nemen de energiearme stoffen weer op. 


Begrip
Reducenten:Schimmels en bacteriën; breken resten van planten en dieren af.

Slide 14 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Wat breken reducenten af?
A
Energie uit de zon
B
Zuurstof en water
C
Dode resten van organismen
D
Levende planten en dieren

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn reducenten?
A
Energiearme stoffen uit de lucht
B
Dieren die consumeren
C
Schimmels en bacteriën die afbreken
D
Planten die energie opwekken

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een weideveld staan planten. Bladluizen drinken de sappen uit de bladeren van de plant. De bladluizen worden opgegeten door sluipwespen. De wespendief eet het liefst sluipwespen. Een voedselketen is een reeks soorten, waarbij elke soort wordt gegeten door de volgende soort. 
Begrip
Voedselketen: Een reeks soorten waarbij elke soort het voedsel is voor de volgende soort.

Slide 17 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Wie eet de bladluizen in de voedselketen?
A
Insecteneters
B
Planten
C
Wespendief
D
Sluipwespen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voedselketen
Elke soort in een voedselketen noem je een schakel. De eerste schakel is altijd een plant, omdat planten hun eigen voedsel produceren. De volgende schakels zijn altijd dieren. In een voedselketen komen geen schimmels en bacteriën voor.
In afbeelding 3 zie je een voedselketen van vier schakels. De plant is de eerste schakel. De pijlen betekenen: ‘wordt gegeten door’.

Slide 19 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Wat is de eerste schakel in een voedselketen?
A
Een bacterie
B
Een plant
C
Een schimmel
D
Een dier

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Planteneters zijn dieren die alleen maar planten eten. In een voedselketen zijn ze altijd de tweede schakel (nooit de derde of hoger). Vleeseters zijn dieren die andere dieren eten en vormen altijd de derde schakel of hoger. Alleseters zijn dieren die planten en dieren eten. Alleseters kunnen de tweede schakel zijn, of hoger.
Begrip
Alleseters: Dieren die zowel planten als dieren eten.
Planteneters: Dieren die planten eten.
Vleeseters: Dieren die andere dieren eten.



Slide 21 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Wat zijn planteneters?
A
Dieren die zowel planten als dieren eten.
B
Dieren die alleen maar planten eten.
C
Dieren die altijd de derde schakel zijn.
D
Dieren die andere dieren eten.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel 1
5.2.1 Je kunt organismen indelen in producenten, consumenten en reducenten.
• Organismen kun je verdelen in drie groepen:
– producenten, consumenten, reducenten
• Planten zijn producenten.
– Planten maken zelf glucose. Dit gebeurt door fotosynthese.
– Uit glucose maken planten andere energierijke stoffen, zoals koolhydraten, eiwitten en vetten.
• Dieren zijn consumenten.
– Dieren krijgen energierijke stoffen binnen via hun voedsel.
– Dieren gebruiken energierijke stoffen voor verbranding en voor de opbouw van hun lichaam.
• Schimmels en bacteriën zijn reducenten.
– Reducenten breken dode resten van planten en dieren af.
– Door reducenten ontstaan weer voedingsstoffen voor planten.

Leerdoel 2
5.2.2 Je kunt uitleggen wat een voedselketen is.
• Een voedselketen is een reeks soorten, waarbij elke soort het voedsel is voor de volgende soort.
– Een plant is de eerste schakel.
– Dieren zijn de volgende schakels.
• In een voedselketen staan pijlen tussen de organismen. Een pijl betekent: wordt gegeten door. Bijv. paardenbloem → konijn → vos.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel 3
5.2.3 Je kunt dieren indelen in planteneters, vleeseters en alleseters.
• Planteneters eten planten.
– Planteneters zijn de tweede schakel in een voedselketen.
• Vleeseters eten andere dieren.
– De derde en verdere schakels in een voedselketen kunnen vleeseters zijn.
• Alleseters zijn dieren die zowel planten als dieren eten.
– De tweede en verdere schakels in een voedselketen kunnen alleseters zijn.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

           Aan de slag
Maken: BS. 5.2 opgave:1, 2, 3, 4, 5, & 7
Oefenen met flitskaarten
Maak de vragen van Test Jezelf
Begrippen oefenen met:                        Klik HIER             
Tips:
Maak samenvattingen per basisstof.
Maak aantekeningen tijdens de les.
Oefen en leer de begrippen.
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. De docent start met modelleren en laat leerlingen vervolgens actief inoefenen. Volgens het 'ik-wij-jullie/jij-wij' principe wordt de ondersteuning geleidelijk afgebouwd. Er wordt gevarieerd in oefentypes en het leerproces wordt zichtbaar gemaakt, bijvoorbeeld met hardop denken opdrachten. Effectieve leerstrategieën zoals zelftesten, gespreid leren, schema’s maken, en samenvatten volgens de Cornell-methode worden expliciet aangeleerd. Dit herkneden van de lesstof helpt bij het bewerken van het lange termijn geheugen
           Begrippen
           uit deze les
  • Alleseters: Dieren die zowel planten als dieren eten.
  • Consumenten: Dieren die energierijke stoffen binnenkrijgen door andere organismen op te eten.
  • Planteneters: Dieren die planten eten.
  • Producenten: Planten; producenten maken hun eigen eten door fotosynthese.
  • Reducenten: Schimmels en bacteriën; breken resten van planten en dieren af.
  • Vleeseters: Dieren die andere dieren eten.
  • Voedselketen: Een reeks soorten waarbij elke soort het voedsel is voor de volgende soort.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klik op de spinner
Formatief evalueren

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Ben je blij met het resultaat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Eindslide

Ruimte voor een afsluitend woord.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies