Persoonlijkheidsstoornissen

Persoonlijkheidsstoornissen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Persoonlijkheidsstoornissen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kun je de definitie van een persoonlijkheidsstoornis beschrijven.
  • Aan het einde van de les kun je de verschillende persoonlijkheidsstoornissen en hun kenmerken uitleggen.
  • Aan het einde van de les kun je de mogelijke oorzaken van persoonlijkheidsstoornissen beschrijven.
  • Aan het einde van de les kun je de verschillende behandelmogelijkheden voor persoonlijkheidsstoornissen uitleggen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over persoonlijkheidsstoornissen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Definitie van persoonlijkheidsstoornissen
  • Psychische aandoeningen waarbij iemand extreme variaties van 'gewone' karaktertrekken vertoont en zich daarom niet meer goed kan aanpassen aan de omgeving.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken van persoonlijkheidsstoornissen
  • Vaak een combinatie van aangeboren kwetsbaarheid en negatieve levenservaringen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijkheid
Ieder mens heeft z'n eigen persoonlijkheid.
Wie is de cliënt? Hoe reageert hij in situaties? 
Persoonlijkheid komt tot uiting in GEDRAG. 

Wanneer bepaalde karaktertrekken steeds in extreme mate voorkomen, is er sprake van een persoonlijkheidsstoorn
is. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten persoonlijkheidsstoornissen
  • Tien persoonlijkheidsstoornissen verdeeld over drie clusters (A, B en C).

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Clusters
Cluster A: Eigenaardig gedrag, vreemd, excentriek.
Vaak introvert, weinig sociale contacten. 

Cluster B: Emotioneel onvoorspelbaar gedrag.
Extreem emotioneel/dramatisch. Erg expressief. 

Cluster C: Angstig, nerveus en gespannen
Sociaal geremd, weinig zelfvertrouwen, afhankelijk




Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling
Cluster A: paranoïde, schizoïde, schizotypisch

Cluster B: antisociaal, narcistisch, theatraal, borderline

Cluster C: vermijdend, afhankelijk, dwangmatig

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vroege onderkenning en preventie van persoonlijkheidsstoornissen
  • Belangrijk om stoornissen vroeg mogelijk te herkennen en te behandelen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diagnose
1. Het moet gaan om star en langdurig gedrag. 
2. Het gedrag wijkt erg af van wat 'gewoon' is. 
3. Komt tot uiting op tenminste 2 van de 4 terreinen:
     - cognitie (anders denken)
     - affectiviteit (anders voelen)
     - sociale contacten 
     - impulsbeheersing (emotie)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling en begeleiding bij persoonlijkheidsstoornissen
  • Psychotherapie
  • Farmacotherapie
  • Sociaalpsychiatrische behandeling

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definitie van persoonlijkheidsstoornissen
  • Persoonlijkheidsstoornissen: Psychische aandoeningen waarbij iemand extreme variaties van 'gewone' karaktertrekken vertoont en zich daarom niet meer goed kan aanpassen aan de omgeving.
  • Psychotherapie: Een gesprekstherapie waarbij wordt gewerkt aan het oplossen of hanteren van psychische problemen of stoornissen.
  • Farmacotherapie: Het gebruik van medicijnen om symptomen of aandoeningen te behandelen.
  • Sociaalpsychiatrische behandeling: Een praktisch georiënteerde behandeling die zich richt op het bevorderen van het weerstandsvermogen bij patiënt en omgeving.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.