6.1 Vraag en aanbod op de markt

6.1 Vraag en aanbod
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

6.1 Vraag en aanbod

Slide 1 - Tekstslide

Concrete markt: markt die je kunt bezoeken (bv weekmarkt)
Abstracte markt: markt die je niet kunt bezoeken (bv woningmarkt)

Slide 2 - Tekstslide


VRAAG van Consumenten:
Die kopen goederen en diensten 
(om in behoeften te voorzien)

&

AANBOD van Producenten (bedrijven en overheid): 
Die verkopen goederen en diensten 

Slide 3 - Tekstslide




GOEDEREN --> TASTBAAR

DIENSTEN --> NIET TASTBAAR


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

We gaan nu kijken naar de vraag en aanbod van cola!!

Slide 6 - Tekstslide

Wat valt 
jullie op? (zie volgende dia)
Formule:   Qv= -2000P+10.000
De vraag naar cola
blikje cola
blikjes cola

Slide 7 - Tekstslide

Er is een NEGATIEF verband tussen prijs en gevraagde hoeveelheid:

  • prijs stijgt -->gevraagde hoeveelheid daalt
  • prijs daalt --> gevraagde hoeveelheid stijgt
  • In de formule zie je dat aan het -teken voor de P 

Slide 8 - Tekstslide

De vraagcurve (vraaglijn)
Formule:   
Qv= -2000P+10.000

Slide 9 - Tekstslide

Het aanbod van cola
Wat valt jullie op?
(zie volgende dia)
Qa= 2500P-1250
blikje cola
blikje cola

Slide 10 - Tekstslide

Er is een POSITIEF verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid:

  • prijs stijgt -->aangeboden hoeveelheid stijgt ook
  • prijs daalt --> gevraagde hoeveelheid daalt ook
  • In de formule zie je dat aan het +teken voor de P

Slide 11 - Tekstslide

De aanbodcurve (aanbodlijn)
Formule:
Qa= 2500P-1250

Slide 12 - Tekstslide

VRAAGVraag 
Aanbod
            VRAAG
         AANBOD
Formule:
Qa= 2500P-1250
Formule:   
Qv= -2000P+10.000

Slide 13 - Tekstslide


BETALINGSBEREIDHEID


De vraaglijn laat zien wat de betalingsbereidheid is van de vragers. Dus de maximale betalingsbereidheid is de hoogste prijs die de vragers er voor over hebben! (aflezen in grafiek: hoogste punt van de vraaglijn dus bij Qv=0)

Slide 14 - Tekstslide


LEVERINGSBEREIDHEID


De aanbodlijn laat zien wat de leveringsbereidheid is van de aanbieders. Dus de minimale leveringsbereidheid is de laagste prijs die de aanbieders voor hun product willen ontvangen
(aflezen in grafiek: laagste punt van aanbodlijn dus bij Qa =0)

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
Maken: Opdracht 6.1 t/m 6.5
Hoe? In stilte
Klaar? Werk door met opgaven 6.6 t/m 6.8

Slide 16 - Tekstslide

6.1 Vraag en aanbod
Agenda
-Aanbodlijn
-Opgaven maken
-Boekje 'Duurzaamheid' 
en twee belangrijke mededelingen

Slide 17 - Tekstslide

VRAAG EN AANBOD VAN HOTDOGS BIJ VERSCHILLENDE PRIJZEN
Als aanbieder een te hoge prijs vraagt, zal die producten overhouden (aanbodoverschot). Vraagt hij een te lage prijs, dan zal aanbieder snel uitverkocht zijn (aanbodtekort)  

Slide 18 - Tekstslide

De evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid


  • De evenwichtsprijs is zoals je ziet dus €2,50 
  • Op dat "punt" snijden de vraag en aanbodcurve elkaar 
  • De evenwichtshoeveelheid is 5000 hotdogs

Slide 19 - Tekstslide

Evenwicht op de markt van hotdogs
  Qv= -2000P+10.000
Qa= 2500P-1250
is gelijk aan

Slide 20 - Tekstslide

Qv =Qa
-2.000P + 10.000 = 2500P - 1250
-2000P - 2500P =-1250 - 10.000
-4500P = -11.250
P= -11.250 : -4500 = 2,50 = Evenwichtsprijs

2,50 invullen in 1 van de functies:
Qv= -2.000x2,50 + 10.000
Qv=-5000 + 10.000= 5.000 = Evenwichtshoeveelheid
(Qa invullen geeft natuurlijk ook2500x2,50 - 1250= 5.000)

Slide 21 - Tekstslide

Stel nu dat er een popconcert is?
VRAAG EN AANBOD VAN HOTDOGS TIJDENS POPCONCERT

Slide 22 - Tekstslide

Verandering in 
de vraagcurve
TIJDENS  POPCONCERT VERSCHUIFT VRAAGCURVE NAAR RECHTS

Slide 23 - Tekstslide



ER ZIJN DUS REDENEN TE BEDENKEN WAAROM EEN VRAAGCURVE IN Z'N GEHEEL NAAR RECHTS OF LINKS SCHUIFT!!
  • NAAR RECHTS (ZOALS BIJ POPCONCERT): BIJ ELKE PRIJS IS ER MEER VRAAG (MEER VRAGERS)
  • NAAR LINKS: BIJ ELKE PRIJS IS ER MINDER VRAAG

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag
Maken: Opdracht 6.1 t/m 6.12
Hoe? In stilte (10 min)

timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

consumeren of investeren?

Consumeren (door gezinnen, consumeneten) betekent dat er iets (goederen of diensten) gekocht wordt om zo in eigen behoeften te voorzien.


Investeren betekent dat er iets gekocht wordt (goederen of diensten) voor het productieproces (dat "helpt" in een bedrijf) 

Slide 26 - Tekstslide

Als de economie beter gaat:
  • gaan mensen meer consumeren en geld besteden;
  • gaan bedrijven meer investeren;



Hierdoor komt er meer werkgelegenheid (meer banen) want er moet meer geproduceerd worden!!!!!

Slide 27 - Tekstslide

primaire goederen en luxe goederen 
  • Primaire goederen: noodzakelijke goederen die je nodig hebt om te leven, eerste (eten, drinken, kleding, onderdak). Dus bij een prijsverandering blijf je er toch ongeveer hetzelfde van kopen.
  • Luxe goederen: Goederen die je niet echt nodig hebt. Als die duurder worden koop je er dus direct minder van. 

Slide 28 - Tekstslide

Vraaglijn
Primair goed
--> prijsdaling leidt nauwelijks tot meer vraag
--> prijsstijging leidt nauwelijks tot minder vraag

Luxe goed
--> prijsdaling leidt tot veel grotere vraag
--> prijsstijging leidt tot veel minder vraag

Slide 29 - Tekstslide

luxe goed        primair goed

Slide 30 - Tekstslide

aanbod: minimale
leveringsbereidheid

Slide 31 - Tekstslide

De prijs stijgt. Wat gebeurt er met het aanbod?
A
Neemt af
B
neemt toe
C
verandert niets
D
schiet mij maar lek

Slide 32 - Quizvraag

De vraag daalt. Wat gebeurt er met de prijs?
A
Die zal dalen
B
Die zal stijgen
C
Er verandert niets
D
Schiet mij maar lek

Slide 33 - Quizvraag

Er is een slechte aardappeloogst. Wat is een logisch gevolg?
A
De vraag neemt toe
B
De vraag neemt af
C
De aanbodprijs neemt toe
D
We gaan meer ijsjes eten

Slide 34 - Quizvraag

Er is een grote vraag naar technisch personeel wat doet dat met het salaris van een techneut?
A
Neemt toe
B
Neemt af
C
Er verandert niets
D
Schiet mij maar lek

Slide 35 - Quizvraag

Er is een economische crisis in Brazilië Economen verkopen hun aandelen. De vraag naar aandelen.....
A
Stijgt
B
Daalt
C
Blijft hetzelfde
D
Verandert in aanbod

Slide 36 - Quizvraag

Hoeveelheid geld die iemand in een bepaalde periode ontvangt.
Lijn die bij iedere prijs aangeeft hoeveel stuks de consument bij die prijs willen kopen

hoeveelheid goederen en diensten die met het inkomen gekocht kunnen worden

aantal stuks dat de consumenten bij een bepaalde prijs willen kopen
gevraagde hoeveelheid
vraaglijn
koopkracht
inkomen

Slide 37 - Sleepvraag

Als de vraag naar goud toeneemt...
A
Verschuift de vraaglijn naar rechts.
B
Verschuift de vraaglijn naar links

Slide 38 - Quizvraag

De vraaglijn verschuift naar links, dit kan het gevolg zijn van:
A
een hogere koopkracht
B
een prijsstijging
C
een daling van het aantal inwoners
D
het verdwijnen van concurrenten

Slide 39 - Quizvraag

Stel de functie van de vraaglijn naar cola is:
Qv = –15p + 45. Gegeven prijs is € 2,50.
Hoeveel blikjes cola worden er verkocht?
A
82.5
B
8
C
9,375
D
7,5

Slide 40 - Quizvraag

uitwerking vraag:
Qv=-15p+45             en        p=2,50

Dan ga je de p invullen in de formule

Qv= -15x2,50+45
Qv= -37,50+45
Qv=7,5

Slide 41 - Tekstslide


Qv=-15p+45 
      
HERHALING:
IN BOVENSTAAND MODEL IS ER DUS EEN NEGATIEF VERBAND TUSSEN DE PRIJS EN DE GEVRAAGDE HOEVEELHEID:
-als de prijs stijgt, daalt de vraag
-als de prijs daalt, dan stijgt de vraag

Slide 42 - Tekstslide

Waarom heeft de vraaglijn een dalend verloop?
A
Hoe hoger de prijs, hoe meer er gevraagd wordt
B
Hoe hoger de prijs, hoe minder vraag
C
Omdat de aanbodlijn stijgt
D
Omdat er altijd sprake is van evenwicht

Slide 43 - Quizvraag

De vraaglijn geeft het verband weer tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid van dat goed.
A
Dit is voor elk goed hetzelfde.
B
Dit is voor elk goed anders.

Slide 44 - Quizvraag

De vraaglijn van een product verschuift in een jaar evenwijdig naar links. Een mogelijke oorzaak van deze verschuiving is.....
A
een afname van het aantal vragers.
B
een inkomensstijging bij de consumenten.
C
een toename van het aantal vragers.
D
een prijsverlaging van het product zelf

Slide 45 - Quizvraag

Aan de slag
Maken: Opdracht 6.9 t/m 6.21
Hoe? In stilte (10 min)

timer
10:00

Slide 46 - Tekstslide

EXTRA UITLEG

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Video