Hoe schrijf je een betoog?

Hoe schrijf je een betoog?
3f
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2-4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoe schrijf je een betoog?
3f

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert wat een betoog is.
  • Je leert wat een goede opbouw is van een betoog. 
  • Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging. 
  • Je leert een betoog schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Opbouw van een betoog
- Besteed tijd aan je titel! Verzin deze op het allerlaatst.
  1. Inleiding met stelling
  2. Kern met argumentatie
    - Minimaal twee argumenten voor
    - Minimaal een argument tegen
    - Weerlegging van het tegenargument
  3. Slot

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst. 

               Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te verzinnen!

Slide 6 - Tekstslide

INLEIDING
  1. - Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
  2. - Uitdagende openingszin
  3. - Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
  4. - Anekdote
  5. - Persoonlijke ervaring
  6. - Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
  7. - Eindigen met je stelling
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.

Slide 7 - Tekstslide

Wat zet je niet in de inleiding
- Argumenten
- Termen uit de theorie over het betoog (stelling, betoog)
- Algemene opmerkingen: 'zoals iedereen weet...'
- Beginnen met 'ik' doe je NOOIT

Slide 8 - Tekstslide

SLOT
  • Herhaling van de stelling
  • Samenvatting (kortom, zoals we zagen, zoals is gebleken)
  • Conclusie (al met al, dus, derhalve, daarom, concluderend, hieruit volgt)
  • Aanbeveling of advies (de oplossing zou zijn als, mijn advies is)
  • Toekomstverwachting


  1. Je mag ook een combinatie maken!
  2. Niet: enkel de samenvatting van de argumentatie

Slide 9 - Tekstslide

SLOT (vervolg)
Je kunt kiezen voor een 'uitsmijter' als laatste zin, zodat jouw tekst beter blijft hangen bij de lezer.
Doe dit alleen als je zin ook echt geschikt is, dus ergens op slaat!

Slide 10 - Tekstslide

MIDDENSTUK:
  • Verdeel het in minimaal drie alinea's (ongeveer gelijke lengte)
  • Per alinea één argument (2X) (incl. toelichting en voorbeeld) één tegenargument + weerlegging
  • Licht dit argument toe met voorbeelden, onderzoeksresultaten, citaten van deskundigen, etc.. Haal dit uit de brontekst die bij het examen wordt meegeleverd.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

standpunt VS.argument
Wanneer je een bepaalde mening hebt over iets, 
oftewel een standpunt
en je wil iemand anders overtuigen van jouw mening, 
dan gebruik je argumenten om jouw standpunt te onderbouwen.

Slide 13 - Tekstslide

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 14 - Quizvraag

Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen; nu heeft hij een flinke studievertraging opgelopen!

Wat is het argument in bovenstaande argumentatie?
A
Marcus heeft een flinke studievertraging opgelopen.
B
Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen.

Slide 15 - Quizvraag

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 16 - Quizvraag

Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen, want ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte.

Wat is het standpunt in bovenstaande argumentatie?
A
Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen
B
Ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte

Slide 17 - Quizvraag

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Argumentatiestructuren
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen: 
  • enkelvoudige argumentatie
  • meervoudige argumentatie

Slide 20 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 

Slide 21 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Meervoudige argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 22 - Tekstslide

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak en/of onwaar is noemen we een weerlegging.


Een tegenargument en een weerlegging worden vaak voorafgegaan door signaalwoorden die een tegenstellend verband aangeven:
tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, (aan de ene kant …) aan de andere kant.


Slide 23 - Tekstslide

Weerlegging

Een voorbeeld uit een betoog van iemand die vindt dat er een DNA-databank voor alle Nederlanders moet komen:

                zijn er veel mensen bang dat onbevoegden met behulp van een        DNA-databank van alles over je te weten kunnen komen: welke ziektes je mogelijk krijgt, hoe je karakter is en zelfs welke seksuele voorkeur je hebt.                        dat is niet zo. Het opgeslagen DNA wordt gecodeerd, zodat iemand zonder een sleutel van die code er helemaal niets mee kan. Met het gevaar van privacyverlies loopt het dus wel los.


Toch
Signaalwoord dat een tegenstellend verband laat zien met de vorige alina.
Maar
Het signaalwoord dat een tegenstellend verband laat zien met de voorgaande zin.

Slide 24 - Tekstslide

Argumentatiestructuren - Opdracht
Maak van onderstaande stelling en argumenten een argumentatiestructuur. Noteer ook welke structuur je gebruikt hebt.
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
  • Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.
  • Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
  • De kans dat je je huiswerk maakt is groter.
  • Je werkt op school onder toezicht.
  • Op school kun je je beter concentreren.
  • Je kunt om hulp vragen bij docenten.

Slide 25 - Tekstslide

Voordat je begint met schrijven..
  • Maak een argumentenschema 
  • Maak een schrijfplan
Het is niet verplicht, maar maakt het schrijven makkelijker.

Slide 26 - Tekstslide

Richtlijnen betoog (vervolg):
  • Vul voor je begint het schrijfplan zo volledig mogelijk in, zie hiervoor blz. 115 uit NN Deel B.

  • TIP: bij het uiteindelijk schrijven van je betoog begin dan eerst met

    de kern
    , daarna met
    de inleiding en vervolgens met
    het slot.
    Eindig je betoog met een pakkende titel.

Deze onderdelen vormen een goede basis voor je uiteindelijke betoog.

Slide 27 - Tekstslide

OOK NOG BELANGRIJK:
  • Let op spelling en interpunctie.
  • Controleer dit altijd, loop elke zin goed door.

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht: Schrijf een betoog
Gebruik 1 van onderstaande stellingen:
  • Leraren hebben een taak in de opvoeding.
  • Gewelddadige games moeten verboden worden.
  • Het maken van reclames voor alcohol moet worden verboden.
  • Alle energie moet voortaan zonne-energie zijn.
  • Nederland moet zich losmaken van de Europese Unie.
  • Appen op de fiets moet verboden worden. 
  • Middelbare scholieren moeten gratis gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer.
  • Abortus moet verboden worden.  
  • Iedereen moet orgaandonor zijn. 
  • De Nederlandse overheid moet de verkoop van tabakswaren verbieden.

Slide 29 - Tekstslide

LET OP:
wissel deze manieren wel af!

Slide 30 - Tekstslide