referentietoets 1 kgt3
1 / 19
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van een tekst?
Het onderwerp van een tekst...
Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
A
gedachte uit je hoofd
B
een samenvatting van een tekst in 1 zin
C
samenvatting van een tekst
D
1 zin in de tekst
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte?
Hoofdgedachte ?
A
Man vindt vogelspin in fruit en dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding.
B
De laatste zin van het slot.
C
De belangrijkste zin van een tekst.
D
De belangrijkste zin van een alinea.
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de kernzin?
A
Pubers zijn ... te kiezen
B
Hun hersens ... hun leven
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Tekstdoelen
Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
instrueren
C
activeren
D
amuseren
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel? Het tekstdoel van een betoog is ...
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de tekstsoort?
A
nieuwsbericht
B
advertentie
C
reclametekst
D
recept
Slide 11 - Quizvraag
Wat is geen tekstsoort?
A
Ingezonden brief
B
Recept
C
Instrueren
D
Stripverhaal
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
tenslotte
C
tegenover
D
zoals
Slide 14 - Quizvraag
Welk tekstverband hoort bij het tekstverband 'tijdsvolgorde'?
A
terwijl
B
daarnaast
C
toch
D
mits
Slide 15 - Quizvraag
Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
voorbeeldgevend
C
tegenstellend
D
redengevend
Slide 16 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo
Slide 17 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
omdat
B
zoals
C
en
D
maar
