4.2 Welzijn (deel II)

H 4 ongelijkheid
Welkom!

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H 4 ongelijkheid
Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
*Herhalen: begrippen die we de vorige les hebben behandeld: 
-welzijn, alfabetiseringsgraad, koopkracht en levensverwachting. 
*Uitleg: Informele en formele sector 
*Land in Beeld: schooltv-filmpje Australië 
*Nakijken opdrachten paragraaf 4.2 (opdr. 1 t/m 3) 
*opdrachten maken paragraaf 4.2 (4 t/m 6) 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet hoe je het welzijn van een land meet.
  • Je begrijpt dat welzijn meer zegt over levensomstandigheden in een land dan welvaart.
  • Je begrijpt het verschil tussen de informele sector en de formele sector.

Slide 3 - Tekstslide

Welvaart en welzijn: het verschil
Welvaart: Gaat om geld / inkomen.
  • Landen met een hoog BBP hebben een hoge welvaart, landen met een laag BBP hebben een lage welvaart.

  • Welzijn: Hoe gezond en gelukkig je bent.
  • Welvaart  en welzijn hebben met elkaar te maken!
  • Een hoge welvaart betekent meer inkomen voor basisbehoeften.

Slide 4 - Tekstslide

Human Development Index (HDI) 
Welzijn -> Levensomstandigheden meten we met HDI.
  1. Levensverwachting
  2. Alfabetiseringsgraad
  3. Koopkracht
Hoe staat Nederland ervoor? Hoe hoog staan ze op deze lijst?
Kijk naar verschillende landen en kijk naar de levensverwachting en de alfabetiseringsgraad. Wat valt op?

Slide 5 - Tekstslide

1. Levensverwachting
We worden steeds ouder door:
  • Goede gezondheidszorg
  • Betere voeding (gezonder, minder gebruik van pesticiden)
  • hygiëne (schonere woonplaatsen) 
  • schoon drinkwater

 

Slide 6 - Tekstslide

Levensverwachting

Slide 7 - Tekstslide

In welke land is de levensverwachting het hoogst?
A
Brazilië
B
Nederland
C
Nigeria
D
Marokko

Slide 8 - Quizvraag

2. alfabetiseringsgraad
De hoeveelheid mensen die 15 jaar en ouder zijn die kunnen lezen en schrijven.

Denk aan het woord: 'alfabet' dat heeft altijd met letters dus taal te maken (geletterdheid). 
 

Slide 9 - Tekstslide

Denk even terug naar het SchoolTVfilmpje van de vorige week over het jongentje dat in Nigeria in een huis woonde dat op palen stond. Hij moest elke dag met de boot naar school. Als je terugdenkt naar het filmpje, kun je dan stellen dat Nigeria een hoge alfabetiseringsgraad heeft of een lage alfabetiseringsgraad heeft? Geef ook een reden voor je antwoord (omdat...)'

Begin je antwoord zo: "Ik denk dat Nigeria een hoge / lage alfabetiseringsgraad heeft, omdat..."

Slide 10 - Open vraag

3. Koopkracht
  • In arme landen hebben mensen minder te besteden, máár het leven is er ook goedkoper. 
  • In rijke landen hebben mensen meer te besteden en is het leven ook duurder. Alsnog kun je stellen dat mensen met een hoger inkomen meer te besteden hebben dan mensen in een arm land. 

Slide 11 - Tekstslide

De Big Mac index Bron 15 
De Big Mac index geeft alle prijzen van Big Macs over veel landen. 

Hoe duurder een Big Mac is in een land, hoe duurder vaak alle producten zijn in een land. 

Let op! het belangrijkste is dat je let op het BBP / hoofd van de bevolking (als je meer geld verdient kun je vaak ook meer uitgeven, ook al zijn de prijzen hoog voor bijv. een Big Mac  in eigen land in vergelijking met een ander land) 

Slide 12 - Tekstslide

1

Slide 13 - Video

00:40
Zoals je hebt kunnen zien kostte een Big Mac in Basel (Zwitserland) ongeveer 5,60 euro en in Kiev (Oekraïne) 1,30 euro. Het BBP per hoofd van de bevolking is in Zwitserland 99.640 dollar. In Oekraïne is het BBP / hoofd van de bevolking 5.069 dollar. In welke land is de koopkracht het hoogst?

Bron: https://data.worldbank.org/indicator/NY.GDP.PCAP.CD?locations=CH

Slide 14 - Open vraag

Formele sector:
Het officiële deel van de economie. 
Informele sector:
Het niet-officiële deel van de economie, ook wel scharreleconomie genoemd.
De opbrengst van de informele sector wordt NIET meegerekend in het bbp/hoofd. Hierdoor is het bbp/hoofd veel lager in arme landen waar de informele sector een grote rol speelt.

Slide 15 - Tekstslide

Kenmerken formele sector:
1.
2.
3.
4.


Kenmerken informele sector:
1.
2.
3.
4.


Slide 16 - Tekstslide

Kenmerken formele sector:
  • telt mee voor het BBP
  • belasting betalen
  • vast inkomen
  • wel uitkering bij ziekte

Kenmerken informele sector:
  • telt niet mee in BBP
  • geen belasting betalen
  • wisselende inkomsten
  • geen uitkering bij ziekte

Slide 17 - Tekstslide

In sommige Spaanse badplaatsen aan de Costa del Sol vind je straatverkopers die voetbalshirts verkopen. Zij hebben zich niet geregistreerd bij de Spaanse Kamer van Koophandel. Werken zij in de informele sector of in de formele sector?
A
informele sector
B
formele sector

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Is Australië een centrumland, semi-perifeer land of een perifeerland? Waaraan kun je dat zien?

Slide 20 - Open vraag

Boek (paragraaf 4.2: Welzijn) 

Slide 21 - Tekstslide