Voeding en vertering 10.4

10.4 Vetten
- Vooral brandstof, ook bouwstof:
                          (hormonen, fosfolipiden)
- Glycerol, met daaraan drie vetzuren:

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

10.4 Vetten
- Vooral brandstof, ook bouwstof:
                          (hormonen, fosfolipiden)
- Glycerol, met daaraan drie vetzuren:

Slide 1 - Tekstslide

Verzadigd/onverzadigd vet
Verzadigd vet:
- Ongezond; kans op 'dichtslibben' aders. Vooral bij dierlijke vetten. Hebben geen dubbele bindingen.
Onverzadigd vet:
- Gezond. Zorgen voor daling cholesterol. Hebben één of meer dubbele bindingen.

Slide 2 - Tekstslide

Zie BINAS 82. Waar start de vetvertering bij baby's?
A
In de maag
B
In de lever
C
In de alvleesklier
D
in de 12-vingerige darm

Slide 3 - Quizvraag

Vertering van vetten

Slide 4 - Tekstslide

Vetdruppels
Let op: hier is nog géén sprake van 
vertering! Je ziet hier slechts het
 emulgeren  van een vet: grote 
vetdruppels vallen uiteen in kleinere 
druppels door galzure zouten.

Slide 5 - Tekstslide

Verteringsproducten van vet
Niet opneembaar

Niet opneembaar

Opneembaar

Opneembaar

Slide 6 - Tekstslide

Daarna opname in... 
Bloed of lymfe: Route hangt af van formaat vetzuurstaarten.

Kleine vetzuren (12 C-atomen of minder) zijn redelijk wateroplosbaar                   opname in bloedvat

Grotere vetzuren zijn niet wateroplosbaar                   opname in lymfevat, via chylomicronen

Slide 7 - Tekstslide

Opname met chylomicronen

Slide 8 - Tekstslide

HDL / LDL: gezond / ongezond
 Lever maakt uit lipoproteïnen transportblaasjes voor vetachtige stoffen (zoals vetmoleculen, vetzuren en cholesterol)
- Blaasjes gemaakt met veel lipoproteïnen (High Density Lipoproteins) verkleinen de kans op aderverkalking
- Blaasjes gemaakt met weinig lipoproteïnen (Low Density Lipoproteins) vergroten de kans op aderverkalking

Slide 9 - Tekstslide

Vertering van DNA en RNA

Ja, dat eet je ook en verteer je dus ook.

Eindproducten van vertering: 
losse stikstofbasen, fosfaten en suikers.



Slide 10 - Tekstslide

Welk enzym heb je nodig om DNA te verteren tot nucleotiden? 82 E.
A
nucleasen
B
nucleosidase
C
nucleotidase
D
DNAse

Slide 11 - Quizvraag

Nog een paar vragen om te checken...

Slide 12 - Tekstslide

Eiwitten zijn:
A
Brandstoffen
B
Bouwstoffen
C
Brandstoffen en bouwstoffen
D
aminozuren

Slide 13 - Quizvraag

Kun je van niet-essentiële aminozuren essentiële aminozuren maken?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Als ik een vetmolecuul volledig verteer, hoeveel moleculen hou ik dan over?
A
1
B
2
C
4
D
meer dan 4

Slide 15 - Quizvraag

Onverzadigde vetten:
A
Hebben dubbele bindingen, zijn gezond
B
Hebben dubbele bindingen, zijn ongezond
C
Geen dubbele bindingen, zijn gezond
D
Geen dubbele bindingen, zijn ongezond

Slide 16 - Quizvraag

Chylomicronen:
A
transportblaasjes voor vet
B
transportblaasjes voor aminozuren
C
geëmulgeerde vetten
D
micellen

Slide 17 - Quizvraag

Laatste: Welke van de twee is gezond?
A
cholesterol in HDL-blaasjes
B
cholesterol in LDL-blaasjes

Slide 18 - Quizvraag