Irregular verbs
1 / 23
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
broke
ran
spoke
became
taught
hit
break
become
speak
hit
teach
run
Slide 3 - Sleepvraag
schijnen, schitteren
A
shein
B
shine
Slide 4 - Quizvraag
put
A
neerleggen
B
samenzijn
C
leggen
D
zetten
Slide 5 - Quizvraag
spreken
A
speak
B
spreak
C
speek
Slide 6 - Quizvraag
..... - ..... - scheuren
Slide 7 - Open vraag
.... - .... - (mee) brengen
Slide 8 - Open vraag
.... - .... - dromen
Slide 9 - Open vraag
.... - .... - vliegen
Slide 10 - Open vraag
.... - .... - (zich) voelen
Slide 11 - Open vraag
.... - .... - leren
Slide 12 - Open vraag
rang
A
rung
B
ring
C
rong
Slide 13 - Quizvraag
swam
A
swim
B
swem
Slide 14 - Quizvraag
thought
A
think - dragen
B
thank - denken
C
think - denken
Slide 15 - Quizvraag
chose
A
choose - kiezen
B
chose - kiezen
Slide 16 - Quizvraag
.... - got - ....
Slide 17 - Open vraag
.... - hurt - .....
Slide 18 - Open vraag
.... - saw - .....
Slide 19 - Open vraag
.... - told - ....
Slide 20 - Open vraag
Past simple regular verbs
Past simple irregular verbs
swim
walk
drive
cook
give
have
Slide 21 - Sleepvraag
Past simple regular verbs
Past simple irregular verbs
leave
stop
fly
jump
buy
keep
