Nederlands les 4 - Gepast reageren

 Op een gepaste manier reageren
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Op een gepaste manier reageren

Slide 1 - Tekstslide

Wat vind jij? 

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 
Juf toont een afbeelding 
Ik schrijf in de kolom 'mijn mening' 
Ik schrijf in stilte 

Slide 3 - Tekstslide

 Afbeelding 1

Slide 4 - Tekstslide

 Afbeelding 2

Slide 5 - Tekstslide

Afbeelding 3

Slide 6 - Tekstslide

Afbeelding 4

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 
Ik ga rond en noteer de meningen van de ander.
Ik mag praten over de afbeelingen 

Slide 8 - Tekstslide

Reflectievragen 
  • Staan er andere meningen op jouw werkblad?
  • Vind je het leuk als iemand dezelfde mening heeft?
  • Vind je het vervelend als iemand een andere mening heeft?
  • Heb je met iemand een mening gedeeld? Waarover?
  • Was het moeilijk om te stoppen met praten over het voorwerp of onderwerp?

Slide 9 - Tekstslide

Wat loopt er goed of fout?
A
De leerling mag niet bij dat groepje komen staan.
B
De leerling onderbreekt de anderen.
C
De leerling onderbreekt de anderen zonder de beurt af te wachten
D
De leerling doet niets verkeerd.

Slide 10 - Quizvraag

Wat loopt er goed of fout?
A
Je mag niet zomaar een voorstel geven, want zo ondermijn je het gezag van de voorzitter.
B
Alleen de voorzitter mag een voorstel doen.
C
Hij onderbreekt de voorzitter.
D
Hij doet helemaal niets verkeerd.

Slide 11 - Quizvraag

Wat loopt er goed of fout?
A
Je wacht op reactie van de directeur.
B
Je had moeten kloppen.
C
Je had moeten kloppen en het woord vragen.
D
Je doet niets fout.

Slide 12 - Quizvraag

Wat loopt er fout? 
Bekijk het debat met Bart De Wever en John Crombez. Tijdens het bekijken moet je letten op foute lichaamstaal die niet past in een goed gesprek. 
Geef drie voorbeelden bij de vraag na het filmpje. 

Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

Som hier de drie voorbeelden op van foute lichaamstaal:

Slide 15 - Open vraag

Bekijk nu de volgende video. Hier vind je wel enkele voorbeelden van hoe een goed gesprek/debat moet gevoerd worden. Wat doen ze goed?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wat verloopt loopt wel goed in dit debat?

Slide 18 - Open vraag

Manieren op iemand over zijn/haar gedrag aan te spreken.
  • Je maakt beleefd duidelijk dat je nog niet was uitgesproken, bv. "Sorry, maar wil u me even laten uitspreken, alstublieft?"

  • Je geeft beleefd maar expliciet aan dat iemand gedrag niet gepast is, bv. "Ik vind het niet gepast dat u me voortdurend onderbreekt."

Slide 19 - Tekstslide

Flops 
Tips
Vraag beleefd het woord
Als je snel iets wil toevoegen aan het gesprek, doe je dat gewoon. 
Begin met praten na een gebaar of pauze van de andere. 
Onderbreek de andere niet. 
Als je niet wil antwoorden, zwijg je gewoon. 

Slide 20 - Sleepvraag

De juf vraagt om stil te zijn, maar iemand reageert 'Echt hé' waardoor nog iemand een reactie heeft.

Wat doe jij?
A
Je zegt luid: “Echt hé!” maar praat verder.
B
Je kijkt rond, doet niets en hoopt dat iemand anders stopt.
C
Je bent stil, de juf heeft dit gevraagd.
D
Je wordt boos en roept dat iedereen moet zwijgen..

Slide 21 - Quizvraag

Je bent boos omdat iemand iets zei, maar een seconde later moet je lachen. De ander begrijpt je niet.

Wat doe jij?
A
Je loopt weg zonder iets te zeggen.
B
Je zegt eerlijk: “Ik deed maar alsof"
C
Je doet alsof je boos was.
D
Ik reageer zoals ik mij voel en probeer de andere niet in de war te brengen

Slide 22 - Quizvraag

Een klasgenoot duwt je terwijl jullie in de rij staan.

Wat doe jij?
A
Je duwt terug.
B
Je zegt boos: “Doe normaal!”
C
Je zegt rustig: “Wil je volgende keer opletten? Het deed pijn.”
D
Ik zet mij achteraan in de rij zodat hij mij niet kan duwen.

Slide 23 - Quizvraag

Je begrijpt een opdracht niet, maar je schaamt je om hulp te vragen.
A
Je begint te roepen dat de opdracht stom is.
B
Je doet maar iets en hoopt dat het juist is.
C
Je steekt je hand op en vraagt: “Kunt u het nog eens uitleggen?”
D
Je stopt met werken en kijkt uit het raam.

Slide 24 - Quizvraag

De juf vraagt om in stilte je werktafel op te ruimen. Maar iemand komt op bezoek.
A
Ik start de praten met hem
B
Ik negeer hem.
C
Ik wijs hem erop dat we stil moeten opruimen
D
Ik daag hem uit

Slide 25 - Quizvraag

THE END

Slide 26 - Tekstslide