Quiz proefwerk Unit 1 deel 2

Quiz proefwerk Unit 1 deel 2
Hi 2bk!
Lessongoal:

You will know everything you need to learn for the test and feel confident (zelfverzekerd) about it. 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Quiz proefwerk Unit 1 deel 2
Hi 2bk!
Lessongoal:

You will know everything you need to learn for the test and feel confident (zelfverzekerd) about it. 

Slide 1 - Tekstslide

Welk woord heeft niks met eten te maken?
A
Beef
B
Dessert
C
Couple
D
Orange

Slide 2 - Quizvraag

Welke wederkerende voornaamwoorden ken je nog?

Slide 3 - Woordweb

Hoe vraag je om nog een bolletje ijs? (In het Engels)

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent 'to look out over'?
A
Uitkijken over
B
Uitkijken naar
C
Op de uitkijk staan
D
Kijken

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn ze hier aan het doen?
(In het Engels)

Slide 6 - Open vraag

Schrijf een aantal persoonlijke voornaamwoorden op (in het Engels)

Slide 7 - Woordweb

Wat is dit? (In het Engels)

Slide 8 - Open vraag

Wat is het Engelse woord voor 'woestijn'?
A
Dessert
B
Desert
C
Plain
D
Cave

Slide 9 - Quizvraag

Wat zie je hier? (In het Engels)

Slide 10 - Open vraag

Hoe zeg je 'Ik ben zes jaar getrouwd'

Slide 11 - Open vraag

Wanneer gebruik je de 'present simple'?
A
Als je wilt zeggen dat iets regelmatig, altijd of nooit gebeurt.
B
Om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd.

Slide 12 - Quizvraag

Beschrijf in het Engels je buurvrouw/buurman.

Slide 13 - Open vraag

Vul de juiste vorm van 'to be' in.
I
He/she/it
You
We/you/they
am
is
are
are

Slide 14 - Sleepvraag

Wat betekent 'to argue'?

Slide 15 - Open vraag

Wat zie je hier? (In het Engels)

Slide 16 - Open vraag

Je gebruikt het wederkerend voornaamwoord om te verwijzen naar de onderwerp in de zin. Wat is het wederkerend voornaamwoord voor 'mezelf'?
A
Meself
B
Myself
C
Themselves

Slide 17 - Quizvraag

Hoe vraag je: 'Wat is je lievelingsgerecht?' (In het Engels)

Slide 18 - Open vraag

Wat betekent hetzelfde als:
'That food is mine?'
A
That is my food
B
That is your food
C
Is that my food?

Slide 19 - Quizvraag

Schrijf een zin in het Engels waarin je de volgende woorden gebruikt:
Tasty, soup en main course

Slide 20 - Open vraag

Lessongoal:
You will know everything you need to learn for the test and feel confident (zelfverzekerd) about it.
A
Ik heb er wel vertrouwen in
B
Ik heb er geen vertrouwen in
C
Ik weet het niet

Slide 21 - Quizvraag

Zijn er nog vragen?
Are there any questions?

Slide 22 - Open vraag

Next lesson:
- Mevrouw de Vries komt even kijken. 
- Beginnen met Hoofdstuk 2. 

Tot woensdag!

Slide 23 - Tekstslide