Woorden thema 10 Uiterlijk

het uiterlijk

• hoe zie je er uit?
• de buitenkant 
• zin: De jongen kijkt vaak in de spiegel. Zijn uiterlijk is heel belangrijk voor hem.

de appel

• hard en rond
• fruit
• groeit aan een boom
• de appel - de appels
• zin: Eet gezond, eet een appel.
• zin: Een appel is lekker.

het been

• deel van je lichaam
• tussen billen en tenen
• het been - de benen
• zin: Zijn benen doen zeer van het lopen.
• zin: Haar been is gebroken.

het blad

• groene deel van een plant of boom 
• het blad - de bladeren
• zin: In de maand mei hebben alle bomen weer bladeren.
• zin: Het blad is licht groen.

blauw

• donkere kleur
• kleur van de zee of de lucht 
• zin: Ik heb een blauwe broek aan.
• zin: Het is mooi weer. De zon schijnt en de lucht is mooi blauw.

De jongen kijkt vaak in de spiegel. Zijn uiterlijk is heel belangrijk voor hem.

Eet gezond, eet een appel.
Een appel is lekker.

Zijn benen doen zeer van het lopen.
Haar been is gebroken.

In de maand mei hebben alle bomen weer bladeren.
Het blad is licht groen.

Ik heb een blauwe broek aan.
Het is mooi weer. De zon schijnt en de lucht is mooi blauw.

de broek

• kleding
• voor je billen en benen 
• de broek - de broeken
• zin: Ik koop vandaag een nieuwe broek.
• zin: Mijn broek is te groot.

de buik

• zacht deel van je lichaam
• voorkant van je lichaam
• de buik - de buiken 
• zin: Hij heeft pijn in zijn buik als hij bang is.
• zin: Zij heeft een baby in haar buik.

de buurman

• de man die in het huis naast je woont 
• de buurman - de buurmannen
• zin: De buurman helpt mij altijd in de tuin.
• zin: De buurman praat veel.

dik

• iemand met veel vet 
• zin: De man is heel dik omdat hij te veel snoep eet.
• breed
• veel
• zin: Ik trek een dikke jas aan. Het is buiten koud.

dun

• iemand met weinig vet 
• zin: Zij is heel dun omdat zij te weinig eet.
• niet veel
• zin: Ik heb een dunne jas aan omdat het buiten warm is.

.

de discussie

• gesprek tussen mensen met verschillende meningen 
• de discussie - de discussies
• zin: Zij hebben een discussie over de film.

donker

• er is weinig of geen licht
• zin: In de nacht is mijn kamer donker.
• zin: Ik heb een donkere trui aan.

de dood

• einde van het leven 
• verdrietig
• zin: De man was lang ziek. Nu is hij dood.
• zin:  Mijn poes is gisteren dood gegaan en daarom ben ik nu heel verdrietig.

de duim

• korte, dikke vinger
• de duim - de duimen 
• zin: Ik heb een dikke duim.
• zin: Ik heb met een mes in mijn duim gesneden.

de enkel

• deel van je been vlak boven je voet
• bot met spieren
• de enkel - de enkels
• zin: De enkel van de jongen is dik en blauw. Hij heeft veel pijn. 

fotoshoppen

• foto's veranderen op de computer 
• werkwoord
• ik fotoshop - wij fotoshoppen
• zin: Ik fotoshop mijn selfie altijd.

.

het gezicht

• voorkant van je gezicht
• met neus, mond, ogen 
• het gezicht - de gezichten
• zin: Zij heeft een blij gezicht.
• zin: Haar gezicht staat verdrietig.

geel

• lichte kleur
• kleur van citroen 
• zin: Een banaan is geel.
• zin: Ik hou van gele bloemen.

groen

• kleur van gras 
• zin: De bomen worden weer groen.
• zin: Ik heb vandaag een groene broek aan.

het haar

• dunne draden op je lichaam
• op je hoofd, armen, benen
• dieren
• het haar - de haren 
• zin: Hij gaat naar de kapper om zijn haar kort te laten knippen.

de hand

• deel van je lichaam
• einde van je arm
• vijf vingers 
• 'high five'
• de hand - de handen
• zin: Ik geef jou een hand.

de helft

• 50 % van alles 
• de helft - de helften
• zin: Ik geef de helft van mijn eten weg.
• zin: Ik heb de helft van de opdrachten af.

.

de jas

• kledingstuk voor buiten
• over je kleding 
• de jas - de jassen
• zin: Ik heb een nieuwe jas aan.
• zin: Mijn jas is kapot.

de jurk

• kledingstuk 
• voor vrouwen
• de jurk - de jurken
• zin: Het is feest dus ik trek een mooie jurk aan.

lelijk

• niet mooi om te zien
• niet mooi om te horen
• zin: Ik vind deze jas lelijk.
• zin: Wat een lelijke muziek.

het lichaam

• de mens 
• het lichaam - de lichamen
• zin: Haar lichaam is sterk.
• zin: De dokter mag mijn lichaam aanraken.

het licht

• als alles heel goed te zien is 
• het licht - de lichten
• zin: In de nacht is het licht uit.
• zin: Doe jij het licht even aan?

de lijst

• een rij woorden onder elkaar
• de lijst - de lijsten 
• zin: Ik heb een lijst met opdrachten op mijn tafel.
• zin: De lijst is af.

.