Blok 4 - Over Taal - groter dan & even als + vaktaal

Blok 4 - Over Taal
Groter dan en even groot als
Vaktaal
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Blok 4 - Over Taal
Groter dan en even groot als
Vaktaal

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesopzet
Herhaling vorige les;
Lesdoelen doornemen;
Uitleg wanneer gebruik je 'als' en wanneer gebruik je 'dan';
Vaktaal;
Opdrachten.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les
- weet je weer wat voor - en achtervoegsels zijn;
- kun je aangeven waar verwijswoorden naar verwijzen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke verwijswoorden gebruik je om ergens naar te verwijzen?
De- woord enkelvoud
Het- woord enkelvoud
Een hele zin of een deel van een zin
Woorden in he meervoud
Een plaats
hij, deze, die
het, dit, dat
ze, zij, deze, die
het, dit, dat
hier, daar, er

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekenen de volgende voorvoegsels?
mis-
on-
wan-
her-
niet
slecht/ verkeerd
nog een keer
geen/
slecht

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak zoveel mogelijk woorden met het voorvoegsel her-
timer
0:30

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekenen de volgende achtervoegsels?
- achtig
- baar
- loos
- vol
- arm
- rijk
met veel
kan
een beetje als
met veel
met weinig
zonder

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak zoveel mogelijk worden met het achtervoegsel -achtig
timer
0:30

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Na deze les:
- begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden;
- begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit leesteksten;
- weet je wat vaktaalwoorden zijn;
- kun je als en dan op de goede manier gebruiken.



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je alsen wanneer gebruik jedan
Kies het goede antwoord.

1. Na 'net zo' en 'even' gebruik je?
2. Na 'drie keer zo' gebruik je?
3. Na de vergrotende trap gebruik je?
4. Na 'ander', 'andere' en 'anders' gebruik je?
5. Na 'niet zo' gebruik je?
 .

Even oefenen - Groter dan en even groot als

als
1.
als
2.
dan
3.
dan
4.
als
5.
4
Hij is even groot .... ik.
Hij is drie keer zo .... ik.
Hij is groter .... ik.
Hij is anders .... ik.
Hij is niet zo klein .... ik.

Slide 11 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Maak de zinnen af. Vulals of danin. 


De zomervakantie duurt langer ...... de meivakantie.
In Friesland is het niet zo druk ....   in de Randstad.
 .

Groter dan en even groot als

Slide 12 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Deze auto is net zo duur … die auto.

Welk woord hoort er op de .....?
A
als
B
dan

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik vind een broodje hete kip lekkerder … min boterhammen.

Welk woord hoort er op de .....?
A
als
B
dan

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schooltaalwoorden of vaktaal

4

Slide 15 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Lees de twee zinnen hieronder. Welk woord past in beide zinnen?
1 Pas op, er komt een auto om de … .
2 In de wiskundeles moesten we een … berekenen.

A
cirkel
B
hoek
C
brug
D
cel

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Leren theorie en maken:
blok 4, over taal, opdr. 1 t/m 8
paragraaf 4.14 en 4.15

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies