2/2 boek 2 - informele brief schrijven 1mh

Een informele brief schrijven
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Een informele brief schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik: wat kan ik al
Ik kan al:

  • Correct toepassen van het gebruik van leestekens  en hoofdletters. 
  • Correct schrijven van de werkwoordspelling.

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel

Aan het einde van deze les weten jullie wat de conventies (afspraken) zijn over het schrijven van een informele brief.

Aan het einde van deze lessenserie heb je geoefend mey het schrijven van een informele brief schrijven volgens de conventies die afgesproken zijn binnen de Nederlandse taal.

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk je aan bij
een brief?

Slide 4 - Woordweb

Wat is het verschil tussen een
formele en informele
brief, denk je?

Slide 5 - Woordweb

Wat is belangrijk bij het
schrijven van een informele
een brief?

Slide 6 - Woordweb

Leespubliek:
Voor wie schrijf je?

Je let op je woordgebruik en zinsbouw.

Bijvoorbeeld:
Kinderen: korte zinnen en makkelijk te gebruiken woorden
Volwassenen: samengestelde/langere zinnen en moeilijkere woorden

Slide 7 - Tekstslide

Leespubliek:
Aan wie schrijf je een brief?

Je schrijft aan iemand die je  persoonlijk kent. 

Bijvoorbeeld:
Je vriend/vriendin  of je docent

Slide 8 - Tekstslide

Tekstdoel
Waarom schrijf je de tekst?  Dus met welk doel!

Bijvoorbeeld:

  • Je wilt een stukje schrijven voor de schoolkrant
  • Je moet een verslag schrijven voor Geschiedenis

Slide 9 - Tekstslide

Tekstdoel
Wanneer schrijf je een brief?  Dus met welk doel? 

Bijvoorbeeld:
  • Je hebt een vraag aan je docent.

  • Je wilt je vriend/vriendin iets vertellen over je reis

Slide 10 - Tekstslide

En nu dan nieuwe punten

Slide 11 - Tekstslide

Indeling
Een brief heeft een vaste indeling. Hieronder volgen de conventies die daarover afgesproken zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Als eerste:plaats en datum

Bovenaan jouw brief schrijf je de plaats en datum waar en wanneer je het schrijft.

--> Denk aan een witregel hierna!

Slide 13 - Tekstslide

De aanhef
Een brief begin je met een begroeting. Dat kan je op drie manieren doen:
  • Geachte meneer...    --> je kent de persoon dan niet.
  • Beste mevrouw...      Beste (naam).... --> je kent de persoon wel al.
  • Lieve (naam)...     Hoi (naam) --> je kent de persoon heel goed 

Slide 14 - Tekstslide

Inleiding/eerste alinea: waarom schrijf je de brief?
Je begint de eerste alinea met een inleiding, met andere woorden: waarom schrijf ik u deze brief.
Je begint NOOIT met het woord 'ik' in een brief, dus formuleer je zin anders.

Niet: Ik schrijf je deze brief, omdat...
Wel: Deze brief schrijf ik je, omdat...

Slide 15 - Tekstslide

De inhoud
Daarna volgen alinea's met de dingen die wil vertellen. 

Voor jullie brief denk je dan aan:
  • elke alinea beantwoord een vraag uit de lijst
  • in jouw antwoord herhaal je een deel van de vraag en komt  informatie uit jouw verhaal voor
  • een alinea is nooit een, twee of drie regels



Slide 16 - Tekstslide

De inhoud
Voor elk onderdeel gebruik je een nieuwe alinea.
Je moet er wel voor zorgen dat de alinea's op elkaar aansluiten, zodat de brief goed te lezen is. Daarvoor gebruik je signaalwoorden. Die woorden zorgen ervoor dat de verbanden in de tekst gelegd worden: Tekstverbanden en dat help de lezer bij het lezen van de tekst.

Bijvoorbeeld:
  • Om te beginnen
  • Daarna
  • Ook
  • Verder
  • Tot slot



Slide 17 - Tekstslide

Slotalinea
In je slotalinea schrijf je wat je van de ontvanger terug verwacht. Dus: wat wil je van de ontvanger?

Bijvoorbeeld:
Hopelijk schrijf je mij snel terug, zodat ik ook weet hoe het met jou gaat.

Slide 18 - Tekstslide

Slot begroeting
Je eindigt natuurlijk altijd met een begroeting.  Zorg ervoor dat je begroeting altijd eindigt met een komma en daaronder je handtekening en naam.
Bijvoorbeeld:
Veel liefs,                   Hartelijke groet,

Soraya                       Soraya Hooi


Warme groet,             Groet,

Soraya                       Soraya Hooi




Slide 19 - Tekstslide

Belangrijk!
Tussen de aanhef, de alinea's en de slotgroet doe je altijd een witregel!

Slide 20 - Tekstslide

Compleet
Als laatste lees je jouw brief nog een keer na en controleer je de volgende punten:
  • Heb ik de conventies gevolgd?
  • Is het goed leesbaar (zinsbouw, alinea opbouw, tekstverbanden)
  • Is de spelling correct?
  • Zijn de leestekens en hoofdletters  goed gebruikt?

Slide 21 - Tekstslide

Brief aan je docent
  1. In de inleiding vertel waarom je de brief schrijft en je vertelt welk boek je gelezen hebt, wie de schrijver is, de plaats en jaar waarin het boek uitgegeven is en de naam van de uitgeverij (alinea 1).
  2. In het middenstuk beantwoord je tenminste vijf vragen van de vragenlijst. De vragen beantwoord je als een verhaaltje, dus niet de vraag en daarna het antwoord op de vraag of alleen antwoorden. Elke vraag is een alinea (alinea 2 t/m 6).
  3. In het slot vertel je waarom de docent dit boek in de klas zou moeten voorlezen of juist niet en leg je kort uit waarom je dat vindt (alinea 7).
  4. De brief is in correct Nederlands en formeel taalgebruik geschreven.
  5. De brief is volgens de regels van het schrijven van een brief opgebouwd (Inleiding, midden, slot).

Slide 22 - Tekstslide

20 vragen
1. Zijn er overeenkomsten tussen het boek en jouw leven?
2. Waar heb je vragen over? Waarom?
3. Als dit boek in een andere tijd zou zijn geschreven, hoe zou dat het verhaal hebben kunnen veranderen? Waarom?
4. Noem een zin of quote uit het verhaal die je aanspreekt. Neem die over en vertel waarom.
5. Welke aanwijzingen geeft de schrijver zodat jij weet hoe het verhaal verder verloopt?
6. Hoe zie jij de hoofdpersoon? Hoe ziet hij/zij eruit? Beschrijf zo volledig mogelijk. Je mag hem/haar ook tekenen.
7. Welke karaktereigenschap van een van de personen in het verhaal zou jij wel willen hebben? Waarom?
8. Welke persoon vind je het leukst? Waarom?
9. Welke persoon vind je het minst leukst? Waarom?
10. Aan wie moet jij denken als je een van de personages in jouw hoofd neemt? Waarom?
11. Zou de hoofdpersoon een vriend(in) van jou kunnen zijn? Waarom wel/niet?
12. Kun je jezelf herkennen in een van de personages? Waarom?
13. Voor welk personage zou jij de schamen? Waarom?
14. Ben je het eens of oneens met een beslissing die een personage heeft genomen? Waarom?



Slide 23 - Tekstslide

20 vragen
15. Wat is het grootste probleem van de hoofdpersoon? Hoe gaat de hoofdpersoon daarmee om?
16. Beschrijf een gebeurtenis waar je verbaasd over bent. Waarom ben je verbaasd?
17. Vergelijk een gebeurtenis uit jouw eigen leven met een gebeurtenis uit het boek.
18. Als jij dit boek geschreven zou hebben, wat zou je dan veranderen? Waarom?
19. Leg uit waarom de schrijver dit boek deze titel heeft gegeven. Weet jij een betere titel?
20. Als er een volgend deel zou komen van het boek, wat zou er in het volgende deel gaan gebeuren?


Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Werk voor de deze les + huiswerk: 

  1. Je gaat nu je brief schrijven.
  2. Kies eerst jouw vragen uit en beantwoord die op papier.
  3. Ga dan je brief schrijven.
  4. Begin met de datum en plaats
  5. Daarna de aanhef
  6. Begin met je inleiding (waarom schrijf je deze brief, welk boek heb je gelezen?).
  7. In het middenstuk schrijf je jouw antwoord op de vraag  telkens in een aparte alinea (herhaal de vraag in antwoordzin in je alinea).
  8. In het slot schrijf je wat je verwachting is (bijvoorbeeld: wil je een antwoord of hoop je dat ik de brief interessant vond?)
  9. Eindig met een groet en daaronder je voor- en achternaam.



Wat niet af is = huiswerk

timer
25:00

Slide 26 - Tekstslide

Ik weet hoe ik een informele brief moet schijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll