Lezen blok 3 + 4 Op Niveau 2KGT

Wat is het verschil tussen een informerende en een uitlegende tekst?
1 / 19
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat is het verschil tussen een informerende en een uitlegende tekst?

Slide 1 - Open vraag

Geef 2 voorbeelden van een uitleggende tekst

Slide 2 - Open vraag

Een instructie is een
A
Informerende tekst
B
Overtuigende tekst
C
Uitleggende tekst
D
Overhalende tekst

Slide 3 - Quizvraag

Noem 4 kenmerken van een instructie

Slide 4 - Open vraag

Schrijf een instructie van een gebakken ei met spek en kaas

Slide 5 - Open vraag

Wat wil de schrijver als zijn tekstdoel Overtuigen is?

Slide 6 - Open vraag

Subjectieve informatie is een
A
feit
B
mening

Slide 7 - Quizvraag

Hoe herken je objectieve informatie?

Slide 8 - Open vraag

Welke vragen kan je jezelf stellen om te bepalen of je het eens bent met een overtuigende tekst?

Slide 9 - Open vraag

Lees de tekst op blz. 238 van je boek
Op het voetbalveld vergeet je het geweld.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de tekstsoort van deze tekst?

Slide 11 - Open vraag

Welk tekstdoel hoort daar bij?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Overtuigen
D
Uitleggen

Slide 12 - Quizvraag

Alinea 2
De zin "Met de oprichting van twee voetbalteams wil War Child beginnen met een lokale competitie" is een hoofdzaak.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Alinea 3
De zin "We gebruiken creatieve dingen zoals toneel en muziek, maar ook sport en spel" is een bijzaak.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Hoe herken je bijzaken?

Slide 15 - Open vraag

In alinea 1 is de eerste zin de kernzin
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

De rest van alinea 1 is
A
uitleg
B
voorbeelden
C
kernzin

Slide 17 - Quizvraag

De kernzin van alinea 4 (De vijftienjarige Saeeb..) is
A
de eerste zin
B
de laatste zin

Slide 18 - Quizvraag

Welke manier om een tekst af te sluiten gebruikt de schrijver?
A
een samenvatting geven
B
een conclusie trekken
C
een advies geven of een oproep doen

Slide 19 - Quizvraag