Week 2

1 / 19
volgende
Slide 1: Video
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Tijd van burgers en stoommachines

Slide 2 - Tekstslide

Huisnijverheid 
Spinnenwiel
Weefgetouw 

Slide 3 - Tekstslide

watermolen
Windmolen

Slide 4 - Tekstslide

Stoommachines in fabrieken

Slide 5 - Tekstslide

Stoomtrein
Stoomboot
Begon in Engeland
Nederland bleef achter

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer was de Tijd van Burgers en Stoommachines?
A
1600-1700
B
1700-1800
C
1800-1900
D
1900-2000

Slide 7 - Quizvraag

Wat is huisnijverheid?
A
Mensen maken producten in hun eigen huis om te verkopen
B
Mensen maken producten vanuit grondstoffen in de fabrieken
C
Uitvinders bedenken nieuwe uitvindingen in hun eigen huis
D
Fabrieksbazen kopen machines om zo minder personeel te betalen

Slide 8 - Quizvraag

Huisnijverheid
Industrie
fabrieken
spinnenwiel
waterrad
boeren verdienen bij in de winter
stoommachine
rond 1700
vanaf 1750
massaproductie

Slide 9 - Sleepvraag

Wat past bij industrialisatie?
Sleep dit in het vak..
arbeiders
fabrieken
Engeland
huisnijverheid

Slide 10 - Sleepvraag

Wat was het voordeel van stoommachines?
A
Er kon meer en sneller worden geproduceerd.
B
Het was milieuvriendelijk.
C
Mensen die in de fabrieken werkten konden zo veel geld verdienen.
D
Er kwamen grote fabrieken.

Slide 11 - Quizvraag

Welke dingen heb je nodig om een stoommachine te laten bewegen?
A
Steenkool
B
water
C
Zon
D
Wind

Slide 12 - Quizvraag

De stoomtrein werd in het begin vooral gebruikt voor..
A
Het vervoeren van personen naar de fabrieken
B
Het vervoeren van grondstoffen naar de fabrieken

Slide 13 - Quizvraag

Wat heb je nodig voor een stoommachine?
A
ijzer, staal en een rivier
B
water, steenkool en hout
C
een rivier, steenkool en hout
D
ijzer, staal, water en steenkool

Slide 14 - Quizvraag

Hoe hard reed de stoomtrein?
A
100 km per uur
B
50 km per uur
C
40 km per uur
D
30 km per uur

Slide 15 - Quizvraag

Welke twee grondstoffen zijn belangrijk voor de industrie?
A
Olie en Graan
B
Kolen en Staal
C
Staal en graan
D
Hout en Olie

Slide 16 - Quizvraag

Iemand die de baas is van een bedrijf en mensen loon betaalt noem je een..
A
werkgever
B
werknemer

Slide 17 - Quizvraag

Waarom betaalde de werkgevers weinig geld aan de werknemers?

Slide 18 - Open vraag

Aan de slag met leerstrategie
Je krijgt nu een opdracht waarbij je aan de slag gaat met paragraaf 1.1 

Slide 19 - Tekstslide