klinisch redeneren in het ziekenhuis

Klinisch redeneren in het ziekenhuis
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Klinisch redeneren in het ziekenhuis

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de 6 stappen van klinisch redeneren toepassen op een casus uit het ziekenhuis.
  • De student benoemt het belang van klinisch redeneren in relatie tot de werkpraktijk
  • Je kunt beschrijven welke redeneerhulpmiddelen je kunt toepassen bij het stappenplan ‘Klinisch redeneren’ in het ziekenhuis.

Slide 2 - Tekstslide

Klinisch redeneren

Slide 3 - Woordweb

Klinisch redeneren
Klinisch redeneren is het continue proces van gegevensverzameling en analyse waarbij je je richt op de vragen en problemen van een individu en zijn naasten, in relatie tot ziekte en gezondheid.

Op methodische wijze eigen observaties en interpretaties koppelen aan medische en verpleegkundige kennis. Onderbouwen welke interventies jij inzet en welke interventies door betrokkenen ingezet moeten worden. De te ondernemen acties communiceren richting de juiste betrokkenen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Stap 1. 
Orientatie op de situatie
Opdracht stap 1
  • Wat houd stap 1 in?
  • Welke redeneermiddelen kun je gebruiken in stap 1?
  • Wat is de SBAR, MEWS en ABCDE methodiek?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Casus
Dhr. Kroezen is 81 jaar en hij is opgenomen op jouw verpleegafdeling met een waarschijnlijke hyponatriëmie. Hij is thuis ten val gekomen en heeft daarna twee dagen op de grond gelegen voordat een medewerker van de thuiszorg hem heeft gevonden. Dhr. was zijn alarmbel vergeten te dragen, zodat hij niet in staat was iemand in te lichten. Hij is de laatste tijd vergeetachtig. Gelukkig heeft dhr. Kroezen niets gebroken en heeft hij weinig pijn. Dhr. Kroezen is bekend met atriumfibrilleren, diabetes type 2 en hypertensie. Verder bevat zijn voorgeschiedenis: cataract en DM type II. Hij neemt de volgende medicatie: 1 x daags metformine 500mg, 1 x daags sintrom zoals voorgeschreven door de trombosedienst, 1 x daags metoprolol 100mg. Dhr. ligt sinds vanmorgen op de afdeling. Het valt je op dat meneer Kroezen verward is en klaagt over duizeligheid.

Slide 11 - Tekstslide

Vitale functies
Bloeddruk: 95/52 mmHg
Pols: 81 per minuut
Temperatuur: 36.6 C
Ademhalingsfrequentie: 12 per minuut
Saturatie: 96%
MEWS
AH = 0
HF= 0 
RR= 1
Bewustzijn= 1
Saturatie= 0
Ongerustheid = 1
Wat doe je als verpleegkundige?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Stap 2 klinische probleemstellingen
1. Gegevens ordenen (actueel en potentieel)
2. Formuleren hypothesen ( wat zou er aan de hand kunnen          zijn?)
3. Je legt verbanden tussen de problemen

Dyspneu, koorts, ophoesten groen sputum, pijn schouderbladen kunnen passen bij een longontsteking


Wat is de oorzaak van het probleem?
Welke aspecten van de voorgeschiedenis zijn belangrijk?1.



 

Slide 15 - Tekstslide

Uitwerking stap 2
- Verwardheid
- Duizeligheid

Slide 16 - Tekstslide

Stap 3.
Aanvullende onderzoeken en observaties

  • Heb je voldoende gegevens?
  • Welke aanvullende onderzoeken kun je uitvoeren?
  • Welke observatielijsten gebruik jij in de praktijk? Geef 4 voorbeelden

Slide 17 - Tekstslide

Aanvullende onderzoeken
Verwardheid
- Bloedsuiker niet afwijkend (5.6)
- Hyponatriëmie
- delier?
Duizeligheid
- Bloedsuiker
- Bloeddruk
- Complicatie van val?

Slide 18 - Tekstslide

Stap 4.
Verpleegkundig beleid bepalen


  • Beschrijf 'verpleegkundig beleid'.
  • Welke redeneerhulpmiddelen kun je gebruiken bij stap 4?

Slide 19 - Tekstslide

PES 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Stap 5.
Het verloop monitoren

  • Wat houd stap 5 in?
  •  Welke redeneerhulpmiddelen kun je gebruikten bij stap 5?
  • Gebruik je stap 5 al wel eens in de praktijk?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Stap 6.
Reflectie
  • Wat houd stap 6 in?
  • Waarom is dit een hele belangrijke stap?
  • Welke reflectie hulpmiddelen kunt gebruiken? 

Slide 24 - Tekstslide