hoofdstuk 5 WARMTE (aangepast)

Warmte
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Warmte

Slide 1 - Tekstslide

Warmtebronnen

Slide 2 - Tekstslide

Energie en omzettingen
Energie (E) = heb je nodig om iets te kunnen of laten doen.
                            -->  iets verwarmen
                            -->  iets laten bewegen
                            -->  iets veranderen

De eenheid van energie is joule (J)

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeelden:
*  elektrische energie --> energie uit een stopcontact, 
                                               batterij of accu
*  bewegingsenergie --> energie die een voorwerp heeft 
                                               als het in beweging is
*  chemische energie --> energie uit stoffen - vb: suiker in jouw 
                                               boterham of benzine als brandstof in de 
                                               auto.
*  stralingsenergie/licht --> energie afkomstig van de zon 
*  warmte --> de energie die nodig is om de temperatuur van een 
                          stof te verhogen (smelten of verdampen)

Slide 4 - Tekstslide

Soorten energie
De verschillende soorten energie zijn dus:
*  licht of straling
*  beweging
*  chemisch
*  elektrisch
*  kernenergie
*  warmte

Slide 5 - Tekstslide

Energie omzettingen
Een apparaat gebruikt een bepaalde soort energie om die om te zetten in een andere soort energie. 

strijkijzer:        elektrische energie   -->   warmte

televisie:       elektrische energie   -->  licht + geluid + warmte

menselijk lichaam:   chemische energie -->  warmte + beweging

Slide 6 - Tekstslide

Energie-omzettingen
Energie gaat nooit verloren.

Wet van behoud van energie --> energie ontstaat niet zomaar of verdwijnt 
                                                                    niet zomaar.

De ene soort energie kan worden omgezet en een of meerdere andere soorten energie.

Slide 7 - Tekstslide

Energiestroomdiagram

Slide 8 - Tekstslide

par 5.2  Verbranding
Fossiele brandstoffen = brandstoffen die zijn ontstaan uit de resten van dode planten en dieren. Ze zijn niet duurzaam, omdat ze op een gegeven moment op zijn. 

In fossiele brandstoffen zit chemische energie. Bij de verbranding ontstaan nieuwe energiesoorten, zoals  warmte en stralingsenergie.

 


Slide 9 - Tekstslide

Reactievergelijking of reactieschema

Een chemische reactie wordt weergegeven in een reactieschema of reactievergelijking.

         beginstoffen  -->  reactieproducten

Slide 10 - Tekstslide

Stukje scheikunde
aardgas + zuurstof  -->  koolstofdioxide + water + energie
     CH4    +        O2       -->              CO2            +  H2O   + energie


Slide 11 - Tekstslide

                                            Verbranding

            volledige                                                      onvolledige
      -->  blauwe vlam                                      -->  gele vlam
      -->  voldoende zuurstof                          -->  te weinig zuurstof

er ontstaat: 
          CO2 + H2O                                                       CO + roet

CO = koolstofmonoxide = giftig, kleurloos, geurloos en smaakloos 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Brander

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Brandvoorwaarden:

Voor iedere brand heb je de volgende 
dingen, in de juiste verhouding, nodig:

*  brandstof
*  zuurstof
*  ontbrandingstemperatuur (= laagste 
    temperatuur waarbij een stof vlam vat)

Blussen van een brand = het weghalen van een of meer van de voorwaarden.








Slide 21 - Tekstslide

par 5.3  Warmtetransport
= warmte verplaatsen
= energie overdragen van de ene plaats naar de andere plaats. 
    (spontaan transport gaat altijd van een plek met een hoge temperatuur 
      naar een plek met een lagere temperatuur)

Er zijn drie soorten warmtetransport.
*  stroming
*  straling
*  geleiding

Slide 22 - Tekstslide

Geleiding

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Stroming

Bij stroming wordt de warmte meegevoerd door een gas of een vloeistof.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Straling

Slide 31 - Tekstslide

Straling
Bij straling is er geen tussenstof.

De bron van de warmte geeft het rechtstreeks door aan de ontvanger.

vb: de zon

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

5.4 Isoleren
Als je iets gaat isoleren, dan wil je voorkomen, dat er warmtetransport plaatsvindt.

Slide 34 - Tekstslide

Isoleren kan je doen door:
1. stroming tegen te gaan
   --> je zorgt ervoor, dat er geen gas of vloeistof is, 
         dat kan gaan stromen.

2. straling tegen te gaan
    -->  je maakt gebruik van materialen, die er voor
           zorgen, dat de straling wordt weerkaatst

3.  geleiding tegen te gaan
     -->  je maakt gebruik van materialen die warmte niet goed 
            geleiden.

Slide 35 - Tekstslide

1
Stroming tegengaan:
dubbelglas
glaswol
tochtstrip 

Slide 36 - Tekstslide

2
Straling tegengaan:

folie achter radiator
glas of folie, dat ir-straling van zon tegenhoudt

Slide 37 - Tekstslide

3
Geleiden tegengaan:

Stoffen gebruiken die warmte slecht doorgeven
--> glaswol
--> dubbelglas

Slide 38 - Tekstslide

Warmteverlies
Met een warmtecamera kan je zien welke plekken van bijvoorbeeld een huis warmte verliezen.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide