Les 2 Mesker en Ayres (Philip)

Het neurologisch ontwikkelingsmodel 

                           volgens

                          MESKER
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
bewegingsonderwijsHBOStudiejaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Het neurologisch ontwikkelingsmodel 

                           volgens

                          MESKER

Slide 1 - Tekstslide

Wat was ook alweer een splintervaardigheid (Kephart)
A
Alle vaardigheden die met opponeren te maken hebben
B
Een vaardigheid die de 'uiterste' fijne motoriek vereist
C
Bijvoorbeeld een draad door een naald doen.
D
'n te vroeg aangeleerd trucje die geen betekenis heeft voor de motorische ontw.

Slide 2 - Quizvraag

Mesker was een Nederlandse Neuroloog die de relatie heeft beschreven tussen......
A
hersenontwikkeling en ontwikkeling v.d. motoriek
B
het vegetatieve en het animale stelsel van de mens
C
de anatomie en de fysiologie van de mens
D
Gesell en pabostudenten die niet goed meedoen in de les

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Wat is
LATERAAL
A
De bovenkant
B
De buitenzijde
C
De onderkant
D
het centrum

Slide 5 - Quizvraag

=  buitenste kop van
    een kuitspier

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent:
ALTERNATE (=engels)
A
afwisselend
B
beneden
C
centraal
D
duidelijk

Slide 7 - Quizvraag



Nu de powerpoint
over:
DE ONTWIKKELINGS-FASES
BESCHREVEN DOOR
MESKER

Slide 8 - Tekstslide

                         Vragen n.a.v. 'Mesker' over de  ....  

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een
ANTA-GONIST?
A
Een duim die opponerende bewegingen maakt met de vingers
B
'n niet-actieve spier die een tegenovergestelde beweging kan maken.
C
een spier die ook actief is en aldus de beweging 'helpt'
D
iemand die de bewegingen precies anderom maakt

Slide 10 - Quizvraag

Spier die meehelpt bij een beweging heet:
(= extra voor de sportroute, dus nu geen toetsvraag)
SYNERGIST

Slide 11 - Tekstslide

agonost =
grote borstspier
agonist = biceps
Antagonist = triceps

Slide 12 - Tekstslide

1. De antagonistische fase
(= slurffase) van 0 tot 3 mnd.

Veel ongecontroleerde
TEGEN-bewegingen van lichaamsdelen.

Voorbeeld trappelen
(denk aan een trappelzak)

Het ene been strekt terwijl het andere been buigt

Slide 13 - Tekstslide

Waarom wordt de ANTAGONISTISCHE FASE ook wel slurffase genoemd
A
Omdat er lange bewegingen worden gemaakt in die fase, waardoor het een slungelachtig lijkt
B
Omdat een olifanten-slurf ongecontroleerde bewegingen maakt
C
Omdat een slurf ook kan opzuigen
D
Omdat een slurf naar de ene zijde beweegt als een ander gedeelte de andere kant op beweegt

Slide 14 - Quizvraag

Vb. Een baby gaat vaak met de           
       duim naar de mond terwijl de         
       andere arm van het hoofd       
       wegbeweegt.

Kleuter (4jr.) met veel tegengestelde bijbewegingen (slurfresten), na gesprek met ouders, doorverwijzen:
- MRT
- Cesartherapeut
- Kinderfysiotherapeut

Slide 15 - Tekstslide

Welke fase komt er (naar Mesker) na de antagonistische fase?

Slide 16 - Open vraag

2. De symmetrische fase
(van 1 tot max. 6 jr.)

Veel ongecontroleerde  
MEE-bewegingen van de lichaamsdelen.



Voorbeelden:
- Alles wordt met 2
  handen tegelijk in
  de mond gestopt
- Kleuter tikt ballon
   andere arm beweegt mee

Slide 17 - Tekstslide

Moeilijke (fijne) bewegingen
gaan vaak gepaard met bijbewegingen.
Deze overtollige bewegingen kunnen zijn:
                     'slurfresten'
      (uit de antagonitische fase) 
                'symmetrieresten'
          (uit de symmetriefase)
Noteer in de volgende slide eens bij welke vaardigheid, of vaardigheden, ook jij extra (onnodige) bewegingen maakt.

Slide 18 - Tekstslide

Bijbewegingen
studenten

Slide 19 - Woordweb

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een SYNKINESE?
A
Altijd een slurfrest
B
Altijd een symmetrierest
C
Een symmetrie of slurfrest
D
Een overblijfsel uit de lateralisatiefase

Slide 22 - Quizvraag

Enkele voorbeelden van SYNKINESIEËN

- Met de tong:
  (vb.  pas leren schrijven)
- Met de mond (foto hiervoor)
- Met je andere ledemaat
- Met een ander lichaamshelft
   (vb. touwtjespringen)

Slide 23 - Tekstslide

Daarom wordt het touw bij kleuters bewogen

Slide 24 - Tekstslide

Nog meer duidelijke Synkinesieën specifiek:  symmetrieresten:

- knipogen (2 ogen dicht).
- knippen (mond beweegt mee)
- oefeningen van de vorige paboles
   (samengestelde bewegingen zijn
   moeilijk voor jonge kinderen)
- kleuter (4) schopt een bal met
   rechts direct daarna maakt links
   ook een schopbeweging.

Slide 25 - Tekstslide

Nog meer duidelijke symmetrieresten:
Zó hoort de 2-benige afzet te zijn
(bijv. bij een sprong op een springplank voor de kast of bok).


Maar, t/m groep 4 zijn er nog veel kinderen die dit om de beurt doen 
(geluid is dan = tatam)
Ene been doet iets--> andere ook!
Dat is de symmetrie volgens mesker!


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video


Deze topsporter heeft een duidelijke symmetrie-rest.
De linker arm buigt ook.
Kijk ook naar de hand.
Deze knijpt ook

Slide 28 - Tekstslide

Hoe heet de fase (Mesker), waarbij de lichaamsdelen leren om onafhankelijk van elkaar te bewegen
A
Antagonistische fase
B
Agonistische fase
C
Lateralisatiefase
D
Dominantie fase

Slide 29 - Quizvraag

De Lateralisatiefase
(van 6 -9 jaar)
Maar!!!!!! Het begint al tijdens de symmetriefase
Kruipen is een prima voorbeeld van een van de eerste lateralisatie bewegingen.
Het afwisselend bewegen van lichaamsdelen

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Net als de vorige oefening kunnen we ook om de beurt links en rechts een bal stuiteren
(dit is typisch voor de lateralisatie-fase).
Hoe noemen dit om de beurt handelen?
A
Mediaal-Lateraal-effect
B
Synkinetisch vermogen
C
Alterneren
D
Discrimineren

Slide 32 - Quizvraag

Discriminatie
Als je in de symmetrie- en lateralisatie fase steeds maar één zijde alles laat doen --> discriminatie van de andere zijde.

Slide 33 - Tekstslide

Hoe noemen we het, als iemand met (bijv.)beide handen fijn-motorisch goed kan bewegen
A
Ambi-lateraal
B
Duo-sinister
C
dubbel-drive
D
Ambi-dexter

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Video

Ambidexter
(lett. beide-rechts)

Wordt ook wel genoemd:

Beidhandig
Ambilateraal

Hierbij is er nog geen duidelijke keuze gemaakt tussen links en rechts.
Beide zijden zijn nog onhandig.
"die heeft ook twee linkerhanden"

Slide 36 - Tekstslide

Dominantie

Slide 37 - Tekstslide

DE DOMINANTIE-FASE
De laatste fase van Mesker (na 9 jr. -->)
Deze fase 'uit' zich door ontspanning van alle andere lichaamsdelen bij uitvoeringen van bewegingen.
De voorkeurszijde wordt verder ontwikkeld

Slide 38 - Tekstslide

Is deze rechtshandige pitcher echt overal ontspannen?

Slide 39 - Tekstslide

Dominatie
Denk aan:
- schrijven
- voetbal (links- / rechtsbenig)
- gereedschap hanteren, zoals schroeven draaien
- knipogen


Slide 40 - Tekstslide

De volgende slide gaat over:
Wie weet met welke zijde je moet boogschieten of je met een geweer links of rechts moet schieten?

Slide 41 - Tekstslide

Waar hangt het van af of je met een rechterboog schiet of een linkerboog (zo ook bij geweerschieten)
A
Je ogen
B
De hand bij de pees van de boog of de trekker (geweer)
C
De hand die de boog van je af duwt
D
De afstand tot het doel

Slide 42 - Quizvraag

Doe de oog-test
om je dominante oog te bepalen

Slide 43 - Tekstslide

Wat is spierdystrofie
A
spiervezels worden dunner (na gips bijv.)
B
De spiervezels veranderen van samenstelling (onbruikbaar)
C
Een afwijking van de schildklier
D
De motorische zenuwbanen gaan kapot

Slide 44 - Quizvraag

Bij welke motorische afwijking werken de agonisten, de synergisten en de antagonisten niet goed samen
A
Bij A.L.S.
B
Bij spier-atrofie
C
bij spasticiteit
D
bij een pabostudent die niet oplet nu

Slide 45 - Quizvraag

Wat doe je in de les bewegingsonderwijs met een kind met Multiple Sclerose?
A
die mag niet meedoen met deze lessen
B
die mag alles behalve de koprol
C
alles behalve balanceeroefeningen
D
alles laten doen wat het kind zelf aangeeft

Slide 46 - Quizvraag

Noem zintuigen
maar NIET:
horen, zien, ruiken
en proeven

Slide 47 - Woordweb

Zintuigen

Slide 48 - Tekstslide

Het tactiele systeem (voelen)

Het vestibulaire systeem
(evenwicht)

Het proprioceptieve systeem
(sensomotoriek)

+ horen, ruiken en zien
Wat ervaar je bij staan op één been met je ogen dicht?
Denk aan 'SPIERZIN'

Slide 49 - Tekstslide