PubQuiz

Maatschappijwetenschappen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Maatschappijwetenschappen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
  • 5 rondes 
  • hoofdconcepten en onderzoeksvaardigheden
  • spelen in teams: bedenk een teamnaam!
  • geef antwoord door de letter op het bordje te schrijven
  • we houden de score bij op het bord

Succes!!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Muziek intro's raden
RONDE 1
Vorming

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen deel van identiteit?
A
Sociaal
B
Collectief
C
Persoonlijk
D
Cognitief

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het tegenovergestelde van de individualistische cultuur?
A
Hedonistisch
B
Groepsvorming
C
Feminien
D
Collectivistisch

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een peergroup?
A
Een groep gelijkgestemden in iemands omgeving
B
Een groep vrienden om je heen
C
Een groep mensen die niet bij de groep hoort, ook wel out-group
D
Een groep mensen die je na goed doen om erbij te horen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van deze partijen zijn allemaal confessioneel?
A
SGP, CU, GL/PvdA
B
SGP, CDA, CU
C
SGP, VVD, CDA
D
VVD, CDA, SP

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk kernconcept hoort niet bij het hoofdconcept vorming?
A
Cultuur
B
Politieke socialisatie
C
Macht
D
Ideologie

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Muziek intro's raden
RONDE 2
Binding

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste omschrijving van een politieke binding?
A
Het hebben van economische afhankelijkheid
B
Het hebben van politieke macht en invloed op elkaar
C
Het zijn van een politieke belangrijk figuur
D
Het hebben van politieke kennis en geld

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een sociale institutie?
A
De rechtsstaat
B
Het maken van plannen voor verduurzaming
C
De ouders van een gezin
D
Gebruiken rondom een geboorte

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kenmerk van een formele groep?
A
Ze hebben omschreven doelen
B
Er is geen hïerarchie
C
De groepsregels zijn fluïde
D
Er is geen rollenstructuur

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk idee sluit de klassieke school zich aan?
A
Het daadrecht: er moet geen rekening worden gehouden met hoe makkelijk de daad was
B
Het daderrecht: daders moeten altijd gelijk gestraft worden
C
Het daadrecht: er moet geen rekening worden gehouden met de omstandigheden van de dader
D
Het daderrecht: we moeten niet alleen kijken naar de daad ook naar de dader

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar is er sprake van repressief handelen?
A
Investeren in onderwijs
B
Straffen uitdelen die gericht zijn op resocialisatie
C
Hoge straffen uitdelen
D
Straffen uitdelen door de rechter

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Muziek intro's raden
RONDE 3
Verhouding

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn twee soorten van politieke participatie?
A
Electoraal en niet electoraal
B
Machtselite en pluralisme
C
Actief en passief kiesrecht
D
Instrumentele en ontwikkelingsvisie

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen voorbeeld van een hulpbron die mensen hebben
A
Culturele
B
Economische
C
Symbolische
D
Sociale

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de fasen van het systeemmodel?
A
Invoer, politiek debat, uitvoer, terugkoppeling
B
Invoer, omzetting, uitvoer, terugkoppeling
C
Herkennen, afwegen, beslissen, uitvoeren
D
Herkennen, politiek debat, beslissen, uitvoeren

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt sociaal kapitaal in?
A
Kennis en houding die kenmerkend zijn voor hoge sociale posities
B
Hoeveel rijke mensen iemand kent
C
Connecties en netwerken van mensen
D
Een hoog inkomen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk kernconcept hoort niet bij het hoofdconcept verhouding?
A
Gezag
B
Conflict
C
Rationalisering
D
Sociale ongelijkheid

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Muziek intro's raden
RONDE 4
Verandering

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe worden voorstanders van globalisering genoemd?
A
Globale progressiefen
B
Conservatieven
C
Hyperglobalisten
D
Andersglobalisten

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een negatieve kant van individualisering?
A
Afname van sociale cohesie
B
Toenemen van sociale mobiliteit
C
Afname van de individuele vrijheid
D
Afname van eenzaamheid

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk kernconcept hoort niet bij het hoofdconcept verandering?
A
Institutionalisering
B
Staatsvorming
C
Representativiteit
D
Democratisering

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is er in Palestina geen interne soevereine staat?
A
Er is geen grondgebied met daarbij gezag
B
Er is geen interventiebeginsel
C
Het wordt niet erkend door andere staten
D
Er zijn geen politieke instituties

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar zorgt institutionalisering niet voor?
A
Het geeft mensen zekerheid in hun dagelijks handelen
B
Het zorgt voor onbewust handelingspatronen
C
Het zorgt voor min of meer geformaliseerde regels
D
Het zorgt voor efficiënte en effectieve resultaten

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Muziek intro's raden
RONDE 5
Onderzoeksvaardigheden

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de volgende omschrijvingen omschrijft in het doen van onderzoek de eis van representativiteit?
A
De mate waarin een meting onafhankelijk van toeval en vrij van willekeurige meetfouten is
B
De mate waarin een steekproef de beoogde populatie weerspiegelt
C
In hoeverre de vertegenwoordiger lijkt op de personen die hij vertegenwoordigd.
D
In hoeverre je resultaten geldig zijn en overeenkomen met de werkelijkheid

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een indicator van motivatie voor schoolwerk?
A
Cijfer op de toets
B
Aantal gemaakte huiswerkopgaven
C
Hoe gemotiveerd ben je voor school?
D
Wat was je cijfer op de toets?

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent een onderzoek uitvoeren op macroniveau?
A
Een onderzoek naar verschillende individuen
B
Een onderzoek naar verschillende samenlevingen als geheel
C
Een onderzoek naar verschillende groepen
D
Alle voorgaande antwoorden kunnen juist zijn

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de beste omschrijving van kwalitatief onderzoek?
A
Het analyseren van een interview
B
Het verzamelen en analyseren van numerieke data
C
Het analyseren van een enquête
D
Het verzamelen van teksten en mening om inzicht te krijgen

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de interveniërende variabele in het volgende onderzoek:
Als je meer uren rijles hebt, dan slaag je sneller, dat komt doordat je de examenroute beter kent
A
Meer slagingskans
B
Kans op slagen
C
Aantal uren rijles
D
Bekendheid examenroute

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Muziek intro's raden
RONDE 6
Benaderingsvraag

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat was het gemiddelde cijfer voor het examen maatschappijwetenschappen centraal schriftelijk (landelijk) in 2023?

Slide 34 - Tekstslide

6.35