Nederland waterland Bewerkt 2025

Nederland Waterland
Nederland Waterland 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Nederland Waterland
Nederland Waterland 

Slide 1 - Tekstslide

Waarom zeggen we
"Nederland, waterland"?

Slide 2 - Open vraag

Nederland waterland.
Nederland= laag land
Veel overstromingen 
Polders: molens pompten het water uit het land
Noord-Holland   / Flevoland   
Watersnoodramp: Zeeland
Waddeneilanden: TV tas          

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel meter onder
zeeniveau is Den Haag?

Slide 5 - Woordweb


A
dijk
B
dam
C
duin
D
polder

Slide 6 - Quizvraag


Hoe heet dit grote waterwerk in Zeeland?
A
de Watersnoodramp
B
De Deltadam
C
de Afsluitdijk
D
de Deltawerken

Slide 7 - Quizvraag


Wat is dit?
A
laag land
B
het weiland
C
de polder
D
het kanaal

Slide 8 - Quizvraag

Watersnoodramp 
  • Noordwesterstorm 

  • Springtij > Water hoger dan normaal 

  • Dijken waren niet sterk en niet hoog genoeg

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video


Wanneer was de watersnoodramp?
A
1945
B
1953
C
1964
D
1932

Slide 11 - Quizvraag

In welke provincies was de watersnoodramp?
A
In Flevoland en Groningen
B
In Friesland en Noord-Holland
C
In Zeeland en Zuid-Holland

Slide 12 - Quizvraag

Kies één van de mensen op de foto. Wat horen ze? Wat zien ze?
Wat denken ze? Wat voelen ze?

Slide 13 - Open vraag

Van al dat water op aarde, wat is de verdeling van zout water / zoet water?
A
50% zout water 50 % zoet water
B
97% zout water 3 % zoet water
C
70% zout water 30% zoet water
D
30% zout water 70% zoet water

Slide 14 - Quizvraag

Flevoland

Slide 15 - Tekstslide

Flevoland:
A
Flevoland was altijd al een provincie.
B
Flevoland is een nieuw aangelegde provincie.
C
Flevoland is niet aangelegd.
D
Flevoland is een stad van Noord-Holland.

Slide 16 - Quizvraag

wanneer is flevoland gemaakt
A
1956
B
1945
C
1924
D
1896

Slide 17 - Quizvraag

De afsluitdijk

Slide 18 - Tekstslide

Waar ligt de afsluitdijk?
A
Provincie Zeeland
B
Tussen Noord-Holland en Friesland
C
Tussen Zeeland en Zuid-Holland
D
In het IJsselmeer

Slide 19 - Quizvraag

Waarom werd de afsluitdijk aangelegd?
A
Voor de verbinding tussen Friesland en Noord- Holland
B
Voor het voorkomen van overstromingen
C
Om meer land droog te leggen
D
zodat er geen vissen naar de rivieren kunnen

Slide 20 - Quizvraag

Wat veranderde er door de aanleg van de afsluitdijk
A
Het IJsselmeer werd drooggelegd
B
Het IJsselmeer werd zoet
C
Scheepvaart in het IJsselmeer werd onmogelijk
D
Het IJsselmeer kreeg een lager overstromingsrisico

Slide 21 - Quizvraag

Hoe lang is de afsluitdijk?
A
17 km
B
21 km
C
30km
D
34 km

Slide 22 - Quizvraag

Waddeneilanden

Slide 23 - Tekstslide

Wat is een Nederlands eiland?
A
Groenland
B
Spitsbergen
C
Texel
D
Kriti

Slide 24 - Quizvraag

Texel hoort bij
A
Noord-Holland
B
Zuid-holland

Slide 25 - Quizvraag

Heeft texel meer schapen of meer mensen?
A
meer schapen
B
meer mensen

Slide 26 - Quizvraag

poldermolens

Slide 27 - Tekstslide

Poldermolens
Nederland is bijna helemaal vlak en ligt vaak lager dan de zee. Grote stukken grond waren drassig. Om het land te kunnen bewerken en bewonen moest men de grond droog maken. Dit deed men door middel van poldermolens die in de 16e en 17e eeuw ook grote meren droog legden.

Een poldermolen maalt het water uit een polder. Het scheprad van de molen voert het overtollige water omhoog uit de polder in een rivier of kanaal. Een poldermolen staat dus in of naast een polder en bij een rivier of kanaal. Door de poldermolens kregen we meer land voor landbouw en woningen. Poldermolens zorgden ervoor dat we droge voeten kregen.

Slide 28 - Tekstslide