h 4 stoffen en atomen 3 tl

programma les 1  

  •  verschil tussen reacties en faseovergang
  • kenmerken van reacties  en soorten reacties
  • algemene notatie van  reacties
  • verschil verbranden en ontleden van papier via demo proef
  • aanvang hw:  camera blijft aan
  • Hw: leren par 4.1 en maken 1t/m 12
Eindelijk .......
echte scheikunde!
hst 4 nieuwe stoffen maken
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

programma les 1  

  •  verschil tussen reacties en faseovergang
  • kenmerken van reacties  en soorten reacties
  • algemene notatie van  reacties
  • verschil verbranden en ontleden van papier via demo proef
  • aanvang hw:  camera blijft aan
  • Hw: leren par 4.1 en maken 1t/m 12
Eindelijk .......
echte scheikunde!
hst 4 nieuwe stoffen maken

Slide 1 - Tekstslide

  • je ziet rijp (H2O(g)-->H2O(s))
  • alle faseovergangen zijn natuurkundige
    verschijnselen
  • dus rijpen ook
  • kenmerk faseovergang:
    de stof is nog steeds (als hij weer op kamertemperatuur is)  dezelfde stof
herhaling: natuurkunde of scheikunde?

Slide 2 - Tekstslide

reacties herken je aan:
  • blijvende verandering  stofeigenschappen
    b.v. kleur, geur, smaak, structuur


  • verdwijnen oude stoffen en 
  • ontstaan van: nieuwe stoffen of warmte(of kou), licht of geluid
  • onverwachte faseovergangen (b.v. eiwit stolt bij verwarmen i.p.v. te verdampen of 2 vaste stoffen gemengd worden samen vloeistof en koud)
b.v eitje bakken, beginstof:
eigeel =vloeibaar en geel
eiwit = vloeibaar en kleurloos
eindproduct:
eigeel =vloeibaar/vast en geel
eiwit = wit + vast (=onverwachte faseovergang) 


Slide 3 - Tekstslide

Soorten reacties en notatie
Er bestaan 3 soorten reacties:
  1. ontledingsreactie:
    één beginstof-> meer eindproducten  
  2. verbrandingsreactie:
     beginstof + zuurstof-> eindproduct(en) (zijn oxides)
  3. overige vormingsreacties:
    2 of meer beginstoffen--> 1 of meer eindproducten
reactieschema notatie: beginstof(fen)--> eindproduct(en)

Slide 4 - Tekstslide

tijd voor een demoproef 
Je ziet het verschil tussen verbranden van suiker en ontleden van suiker in de volgende video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

reacties met organische stoffen
(=van plantaardige of dierlijke materialen)
  • bevatten altijd C (=koolstof) en H (= waterstof)atomen.
  • Bij thermolyse (=ontleden met warmte)
     organische stof--> koolstof(s)+water(l)+witte rook(g)
  • Bij volledig verbranden:
    organische stof +zuurstof(g)--> koolstofdioxide(g)+water(g)
  • Bij onvolledige verbranding:
    organische stof +zuurstof(g)--> koolstof + koolstofmono-oxide(g)+water(g

Slide 7 - Tekstslide

les 2: atomen en moleculen
  • start met demo proef water ontleden 
  • uitleg par 2. 
  • bespreken hw /zelf aan het werk ? 

Slide 8 - Tekstslide

     Aanpassing deeltjesmodel
     STOF-> MOLECULEN-> ATOMEN

Slide 9 - Tekstslide

moleculen bestaan uit atomen 
  •  Er bestaan 118 atoomsoorten (= elementen), daarmee kunnen miljoenen moleculen gebouwd worden.
  • Elke atoomsoort eigen afkorting (=in elke taal hetzelfde),
  • Zie Binas tabel 33,
  • Afkorting begint met  Hoofdletter, soms gevolgd
    door een 2e letter b.v. H = waterstof en He=helium
Bijvoorbeeld:
het watermolecuul bestaat uit:
2 waterstof(=H)atomen  en 1 zuurstof(=O)atoom
Notatie: H2O

Slide 10 - Tekstslide

les 3: atomen en moleculen
vervolg uitleg par 2. 
  • elementen, verbinding en moleculaire stof
  • bespreken hw par 1/verder met nieuw werk
  • hw: par 4.2 leren en afmaken 6, 8, 11 t/m 16 en 18 en goed lezen 4.3

Slide 11 - Tekstslide

Moleculen: kleinste deeltjes van een stof dat nog alle eigenschappen van deze stof heeft
  • je kunt stoffen noteren in een molecuulformule (=internationaal)
  • moleculen die uit één atoomsoort bestaan noemen we  elementen. Bijvoorbeeld:  O2(=zuurstof), H2 (=waterstof) en Fe (=ijzer)
  • moleculen met meerdere atoomsoorten (maar géén metaalatomen bevatten) zijn verbindingen bv. H2O (=water) en CO2 (= koolstofdioxide)
  • atoombindingen zijn  sterk maar worden verbroken bij een chemische reactie

Slide 12 - Tekstslide

kenmerk van ontledingsreacties:
 1 beginstof --> meer eindproducten 
water --> waterstof + zuurstof
2 H2O(l)--> 2H2(g) + O2(g)
Verbindingen kun je ontleden
  • Verbindingen bestaan uit
    meerdere atoomsoorten)
  • de moleculen van de beginstof worden afgebroken,
  • moleculen van de eindproducten bevatten dezelfde atoomsoorten als de beginstof maar anders verdeeld
  • hiernaast het ontleden van water
  • moleculen die metalen bevatten horen niet bij de moleculaire stoffen en noem je zouten 

Slide 13 - Tekstslide

het molecuul water H2O: opgebouwd uit 2  atoomsoorten 
  • Namelijk twee H atomen (= waterstof van hydrogen)
  • Dat zie je aan de index 2 (noteer je klein en laag) achter H, 
  • En 1 zuurstof atoom (van oxygen)
    (achter de O staat niks -> index = 1,)
De stof water bestaat uit moleculen met formule H2O
Water: smeltpunt= 0 °C, kookpunt= 100 °C, dichtheid 1,0 g/cm3  

Slide 14 - Tekstslide

Uit het hoofd leren! tabel 1 en 2 (=Brenda regel)


Brenda (Br2(l)= Broom)    Houdt (H2(g)=Waterstof)
  Naakt (N2(g)=Stikstof)    Feesten (F2(g)= Fluor)   In (I2(s)=Jood) Ons (O2(g)=Zuurstof)     Clubhuis (Cl2(g)=Chloor) 
(dus alleen broom is vloeibaar, Jood is vast, de rest gasvormig)
De stoffen uit de Brenda regel vormen moleculen met twee dezelfde atomen en zijn dus niet-ontleedbaar .

Slide 15 - Tekstslide

par 3:
reactievergelijking opstellen en kloppend maken
  • van reactieschema naar reactievergelijking (RV)
  • kloppend maken reactievergelijking
  • bespreken hw/ verder werken

Slide 16 - Tekstslide

Reactievergelijking opstellen:
Wet van behoud van massa= wet van Lavoisier toepassen (massa gaat nooit verloren)

  1.  reactieschema (= de reactie in woorden) 
  2. reactievergelijking (= reactie in molecuulformules ) incl toestand 
  3. Hierin kun je met de coëfficiënt  (staat vóór een molecuul) aangeven hoeveel moleculen er van elke soort zijn. 
  4. Gebruik de wet van Lavoisier (voor en na de reactie van elke atoomsoort evenveel) dit noem je kloppend maken. 
  5. tip: moleculen met 1 atoomsoort (=vaak O2) als laatste en begin met het element dat  het meest aanwezig is.

Slide 17 - Tekstslide

B.v: Geef reactievergelijking van de ontleding van water
 waarbij zuurstof en waterstof ontstaan.
  1. reactieschema: ontleden (= 1 beginstof), de stof die ontleedt wordt = water dus:                water(l)--> zuurstof(g)+waterstof(g)

  2. de molecuulformules:    H2O(l)--> O2(g) + H2(g)
  3. kloppend maken: voor de reactie is er maar 1xO dus moet het hele molecuul voor de reactie 2 x aanwezig zijn. Daardoor krijg je ook 2x H2    dus:               2H2O(l)--> O2(g) + 2 H2(g)
ontleding water in een plaatje

Slide 18 - Tekstslide

  1. reactieschema: volledige verbranding van koolwaterstof dus zuurstof nodig en ontstaan  van koolstofdioxide en water
  2. reactievergelijking: molecuulformules
  3. kloppend maken: halve moleculen bestaan niet dus eventueel  verdubbelen + controleren!
  4. altijd zo klein mogelijk kloppend
boekhoudmethode: = kloppend maken b.v. geef de reactie-vergelijking van de volledige verbranding van ethaan C2H6(g)
uitwerking verbranding ethaan

Slide 19 - Tekstslide

Als je nog veel moeite hebt met het opstellen en kloppend maken van reactievergelijkingen bekijk dan de video op de volgende slide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

 par  4.4 
  • bespreken/ verbeteren hw par 4.3 moeilijkste opdrachten 10,11, 14+16
  • uitleg 4.4 mbv demoproef suiker
  • verschil ontleden en scheiden
  • soorten ontledingsreacties
  • 30 mei toets over hst 41 t/m 4.4(4.5 dus niet) en 5.1+5.2
  • als ik afw ben werk je thuis aan test jezelf opdrachten van  hst 4
  • te maken opdr 4.4: 1 t/m 6 (was hw) en 8, 9, 11 a,b,c,e,f  en 12 (geef steeds uitleg bij opg 11 met behulp van geleerde begrippen)

Slide 22 - Tekstslide

paragraaf 4:  ontleden 
  • vragen hw?
  • start demo ontleden suiker 
  • verschil ontleden en scheiden
  • soorten ontledingsreacties

Slide 23 - Tekstslide

  • scheiden = (nask1) met behulp van verschil van stofeigenschap twee stoffen sorteren er ontstaan geen nieuwe stoffen

  • ontleden=(nask2) reactie:
    1 beginstof -->meerdere nieuwe eindproducten
verschil scheiden en ontleden

Slide 24 - Tekstslide

reacties: verschil verbranden en thermolyse
  • bij verbranden komt de brandstof tot ontbrandingstemperatuur en is er zuurstof aanwezig.
    beginstof + zuurstof --> eindproduct(en)
  • bij ontleden is er altijd 1 beginstof en zijn er 2 of meer eindproducten.
    beginstof--> eindproducten
  • ontleden met hitte heet thermolyse; in dat geval komt de stof niet in aanraking met zuurstof en zijn er geen vuurverschijnselen
Bekijk deze video

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Link

ontleden kost altijd energie 
3 soorten ontledingsreacties

  1. met warmte: Thermolyse
  2. met licht: Fotolyse
  3. met elektricteit: Elektrolyse
    hiernaast elektrolyse water
    H2=waterstofgas--> blaffend geluid
    O2= zuurstofgas--> gloeiend voorwerp feller gloeien

Slide 28 - Tekstslide

verschil tussen themolyse suiker en   verbranden suiker
- 1 beginstof 
- meer eindproducten
- de suiker komt niet rechtstreeks in de vlammen maar zit in een reageerbuisje
- de suiker verbrandt niet (gaat niet branden=geen vlammen) maar bij de ontleding ontstaat wel een brandbaar gas
suiker(s)--> koolstof(s)+ water(l)+ brandbare rook(g)
- twee beginstoffen(suiker en zuurstof)
- meer eindproducten
- suiker gaat even branden( je ziet vlammen om het klontje)
- deze verbranding is onvolledig (= gele vlam en roet over)
suiker+zuurstof--> koolstof(s) + water(l) + koolstofmonoxide(g)  

Slide 29 - Tekstslide

par 5: Toepassingen van ontledingsreacties
par 5: Toepassingen van ontledingsreacties

  • vragen hw?
  • uitleg belangrijke toepassingen ontledingsreacties
  • werken/ hw bespreken
  • so hst 4.1 t/m 4.4 voor Cl 2 op 12 april en Cl 4 op 14 april
    (lesstof zie classroom hst 4 en som, telt 2x) 
  • toets 10 mei

Slide 30 - Tekstslide

Alfred Nobel: onbedoeld "handelaar in de dood"
  • Zweedse natuurkundige/uitvinder, met name van explosieven
  •  na overlijden broer veilige vorm  bewaren nitroglycerine(C3H5N3O9(l)
  • deze stof ontleed al bij het kleinste schokje
  • bewegingsenergie start ontleding --> snelle explosie--> gevaar!!
  • bedacht dynamiet: soort klei waarin de nitroglycerine wordt opgezogen
  • 4 C3H5N3O9(l)--> 12 CO2(g) + 10 H2O(g) +6 N2(g) + O2(g)
  • de snelle vorming van zoveel gassen veroorzaakt schade
  • Nobelprijs ingesteld vanwege onbedoelde toepassingen 
    van zijn uitvindingen 

Slide 31 - Tekstslide

Rijden op Waterstof (H2)
  • Brandbaar,
  •  Schoon (geen uitstoot schadelijke gassen), makkelijk te produceren uit water (zie par 3).
  • Daardoor bijzonder geschikt 
als brandstof voor auto's, bussen,
raketten enz.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

aluminium uit aluminiumerts(=bauxiet)
  • Aluminium kleine dichtheid en toch redelijk sterk --> veel toegepast
  • Bauxiet bevat +_ 50 % aluminiumoxide Al2O3 (is dus een zout) 
  • Dat laat je smelten zodat het via elektrolyse kan ontleden en vloeibaar aluminium wordt afgetapt (zie plaatje)
  • 2 Al2O3(l)--> 4 Al(l) + 3 O2(g)

Slide 34 - Tekstslide

zelf werktijd

Slide 35 - Tekstslide

programma 
vragen hw?(par 4.4: 10 t/m 12? nog bespreken)
  • overhoren lesstof voor so volgende les
  • filmpjes van ontleden en vormen van natriumchloride = keukenzout (NaCl (s)
  • toets 10 mei 

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video

programma 15 mei
  • afronden par 4.4 bespreken
  • start 5.1  

Slide 39 - Tekstslide

welke uitspraak over de stof zuurstof is juist
A
zuurstof is een ontleedbare stof
B
zuurstof is een niet ontleedbare stof
C
de juiste molecuulnotatie is O
D
de juiste atoomnotatie is O2

Slide 40 - Quizvraag

Wat verandert er bij reacties?
A
de kleur is na de reactie anders
B
de massa is na de reactie anders
C
de fase is na de reactie anders
D
de stofeigenschappen van de begin en eindstoffen zijn anders

Slide 41 - Quizvraag

Welke van de volgende reacties is een ontledingsreactie?
A
Water --> Waterstof + Zuurstof
B
koolstof + zuurstof --> koolstofdioxide
C
Koper + Zuurstof --> Koperoxide
D
Zwaveldioxide+ water --> Zwavelzuur

Slide 42 - Quizvraag

2 C6H14 + 13 O2--> 12 CO + 14 H2O
Wat voor soort reactie is dit?
A
Verbranding
B
Ontleding
C
Vorming
D
Thermolyse

Slide 43 - Quizvraag

Bij de elektrolyse van water ontstaat waterstofgas. Welke uitspraak daarover is waar?
A
waterstofgas is zeer explosief en maakt een "blaffend geluid"
B
waterstofgas is heel brandbaar en laat een gloeiende spaander branden
C
als je waterstofgas afkoelt ontstaat er waterdamp
D
waterstofgas wordt ook wel knalgas genoemd

Slide 44 - Quizvraag

de juiste symbolen van de atoomsoorten zink, calcium en broom zijn:
A
Zn, Ca, B
B
Zn, C, B
C
Zn, C, Br
D
Zn, Ca, Br

Slide 45 - Quizvraag

In de volgende reactievergelijking
2 Ca + 1 O2 --> 2 CaO
is het cijfer 2 (eigenlijk klein!) dat achter de O staat:

A
de coëfficiënt
B
het element
C
de index
D
de verbinding

Slide 46 - Quizvraag

bij het verhitten van suiker in een reageerbuis ontstaan koolstof, water en witte rook. Deze reactie was:
A
elektrolyse van suiker
B
thermolyse van suiker
C
verbranding van suiker
D
een vormingsreactie

Slide 47 - Quizvraag

Metaalbrand moeilijk te blussen!
  • Brand blus je door een van de verbrandingsvoorwaarden weg te halen. 
  • Metaalbranden zijn echter moeilijk te blussen. Denk maar aan de vuurwerkramp in Enschede
  • Bekijk de volgende filmpjes daarover en noteer de
    bijbehorende reactievergelijkingen 

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Video

geef de reactievergelijking van het blussen van magnesium met water 
Als je een magnesium brand wilt blussen met water ontstaat er een wit poeder (magnesiumoxide) en een explosief gas
  1. geef het reactieschema (= in woorden ) 
  2. noteer daaronder de juiste molecuulformules
  3. bekijk welke atoomsoort er na de reactie nog niet staat--> formule voor het explosieve gas
  4. maak kloppend incl toestandsaanduiding

Slide 50 - Tekstslide

uitwerking magnesium met water blussen:
  1. woorden: magnesium + water--> magnesiumoxide + explosief gas
  2. in symbolen (dan weet je waarschijnlijk welk gas het was)
     Mg(s)+H2O(l)->  MgO(s) + H2(g)
    magnesium reageert met zuurstof uit het water--> H  atomen blijven over, denk aan Brenda regel dus H2,  dat is  explosief  ( elektrolyse water)
  3. kloppend maken: Mg(s)+H2O(l)->  MgO(s) + H2(g)  (klopt al)

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Video

Als je brandend magnesium  wilt blussen met koolstofdioxide ontstaat het witte poeder magnesiumoxide (MgO(s)) en een zwarte vaste stof.

  1. Noteer deze reactievergelijking in woorden
  2. Noteer de vergelijking in symbolen (ook toestandsaanduidingen!)
  3. Maak de reactievergelijking kloppend
  4. Wat was de vaste zwarte stof?

Slide 53 - Tekstslide

uitwerking magnesium met koolstofdioxide blussen:
  1. magnesium + koolstofdioxide--> wit poeder + zwarte stof
  2. in symbolen 
    Mg(s)+CO2(s)->  MgO(s) + C(s)  (de zwarte vaste stof weet je niet maar volgens wet van behoud van massa moet dat wel C zijn)     
    (Mg pakt het zuurstof uit de CO2 --> C blijft over)
  3. kloppend maken:
    2 Mg(s)+ CO2(s)->  2 MgO(s) + C(s)
  4. de zwarte stof was koolstof

Slide 54 - Tekstslide