Examen 2023 (met hints)

Examen BB 2023 (met hints)
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Examen BB 2023 (met hints)

Slide 1 - Tekstslide

Weet je nog welk bloedvat naar het orgaan toe stroomt?
1
Weet je nog welke weg de kleine bloedsomloop af legt?
2
C
Antwoord

Slide 2 - Tekstslide

Welke organen ken je?
1
Wat is de functie van het orgaan?
2
De Lever
Antwoord

Slide 3 - Tekstslide

Komt er tijdens het uitademen meer of minder lucht in je borstholte?
1
Welke weg legt de uitgeademde lucht met alcohol daarna af? Waar zitten de bronchiën?
3
Onjuist
Juist
Antwoord
Op welke plek verlaat het bloed de bloedvaten en komt in het ademhalingsstelsel terecht? 
2

Slide 4 - Tekstslide

Welke onderdelen van het oor ken ik?
1
De oorschelp
Antwoord

Slide 5 - Tekstslide

Waaruit bestaat het centraal zenuwstelsel?
1
A
Antwoord
Uit welke onderdelen bestaan de hersenen? Wat is de functie van ieder onderdeel?
2
Waar vindt de bewustwording plaats?
3

Slide 6 - Tekstslide

Zie je het plaatje van het oog voor je? Uit welke onderdelen bestaat het oog? Wat zijn de functies?
1
C
Antwoord
Welk vlies heeft lichtgevoelige cellen? Welk vlies vangt het licht op?
2

Slide 7 - Tekstslide

Zie je het plaatje van de huid voor je? Uit welke onderdelen bestaat de huid? Wat zijn de functies?
1
A
Antwoord
Welke laag bestaat uit dode cellen?
2

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een bewuste reactie en een reflex?
1
Reflex
Het ruggenmerg
Antwoord
Hoe lopen de impulsen bij een reflex?
2

Slide 9 - Tekstslide

Uit welke onderdelen bestaat bloed? Wat zijn hun functies?
1
B
Antwoord

Slide 10 - Tekstslide

Je hebt insectenbloemen en windbloemen. Dat heeft te maken met de manier van het verspreiden van de stuifmeelkorrels.
1
Paarse kleur bloemen
De bloemen bevatten nectar
Geur van de bloemen


Antwoord
Welke kenmerken hebben insectenbloemen? 
2
Er staat: "Noteer twee kenmerken uit de informatie". Zoek dus terug in de tekst.
3

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een producent? Denk aan het woord produceren. 
Een plant maakt zijn eigen voedsel. Dat doet hij door fotosynthese.
1
Schaap: consument
Struikheide: producent
Antwoord
Wat is een consument? Denk aan het woord consumeren.
Eten het schaap en de plant een ander organisme?
2
Schimmels en bacteriën zijn reducenten. Zij breken organismen af. Behoren het schaap en de struikheide tot deze groep?
3

Slide 12 - Tekstslide

Bedenk: In een droge omgeving valt er weinig regen. Als het regent wil de plant zo veel mogelijk water opnemen. Ook wil de plant zoveel mogelijk water vasthouden. Welke aanpassing heeft de plant?
1
C
Antwoord
Wat zijn huidmondjes? Wat doen de huidmondjes/ wat is de functie?
2
Als een plant dunne grote bladeren heeft, verdampt er veel water. Dat wil deze plant juist niet. Hij wil water vasthouden. Hij zal dikke kleine bladeren hebben.
3

Slide 13 - Tekstslide

Zie je de afbeelding van het oog voor je? Waar zit de pupil?
1
De Iris
Antwoord
Wanneer wordt de pupil groter of kleiner? Denk terug aan het proefje waar je in fel licht keek. Wat gebeurde er toen?
2
Welk deel van het oog zorgt ervoor dat de pupil groter of kleiner wordt?
3

Slide 14 - Tekstslide

Welke voedingsstoffen moeten eerst worden afgebroken voordat ze kunnen worden opgenomen in het bloed? 
1
C
Antwoord
Welke voedingsstof is klein en kan dus worden opgenomen in het bloed?
2

Slide 15 - Tekstslide

Het is een rekenopdracht, dus ik kijk in de tabel
1
Hij at al 40 gram suiker. Het ijs bevat 30 gram suiker. 40 + 30 = 70 gram suiker.
De arts adviseert 60 gram, dus nee, hij blijft niet binnen het advies van de arts.
Antwoord
100 gram ijs, bevat 20 gram suiker. 
50 gram ijs bevat 10 gram suiker.
150 gram ijs bevat 20 + 10 = 30 gram suiker.
2
Hoeveel suiker had hij al op?
Hoeveel is dat samen?
Hoeveel was het advies van de arts?
3

Slide 16 - Tekstslide

Uit welke onderdelen bestaat een tand ook alweer?
1
A
Antwoord
Wat wordt door het zuur aangetast? De buitenste laag of juist de binnenkant?
2

Slide 17 - Tekstslide

De 3 celkenmerken zijn: bladgroenkorrels, celwand en celkern.

Wat zijn de celkenmerken van een plant? Weet je nog...die heeft alle kenmerken.
1
Celkern
Celwand
Vacuole
Antwoord
Wat zijn de celkenmerken van een dier? Deze heeft alleen een celkern. De bacterie heeft er ook maar 1, namelijk de celwand. En de schimmel? Die heeft er twee. Welke zijn dat ook alweer? 
2
Dan heb je de vacuole over. Wat is dat ook alweer? Plantencellen hebben een vacuole. Kunnen schimmelcellen die ook hebben?
3

Slide 18 - Tekstslide

Een rekenopdracht. Ik gebruik pen en papier en een rekenmachine.
1
Na 40 minuten heb je 4 bacteriën. Na 60 minuten heb je 8 bacteriën. Na 80 minuten heb je 16 bacteriën. Na 100 minuten heb je 32 bacteriën. 32 dus.
Antwoord
Iedere 20 minuten verdubbelt het aantal bacteriën. 
2

Slide 19 - Tekstslide