Toetsweek 2 Havo 3 2122

Herhaling P2
H3.3, H3.4, H4 (1, 2, 3 en 5)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling P2
H3.3, H3.4, H4 (1, 2, 3 en 5)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat is geen taak van de Kamer van Koophandel?
A
Bijhouden handelsregister
B
Advies geven over vergunningen
C
Controleren van de belastbare winst
D
Helpen bij opstellen ondernemingsplan

Slide 3 - Quizvraag

Rechtspersoon
Geen
Rechtspersoon
Sleep de organisatievormen naar de juiste plek
Eenmanszaak
BV
VOF
Vereniging

Slide 4 - Sleepvraag

Een stichting gaat failliet. Wie is aansprakelijk voor de schulden?
A
De leden
B
De directie
C
De stichting
D
De donateurs

Slide 5 - Quizvraag

Meerdere eigenaren die alle hoofdelijk aansprakelijk zijn bij schulden. Welke ondernemingsvorm is dit?
A
VOF
B
BV
C
NV
D
Eenmanszaak

Slide 6 - Quizvraag

Wat zit er niet in een ondernemingsplan?
A
Financieringsplan
B
Investeringsbegroting
C
Resultatenbegroting
D
Eindbalans

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een balans?
A
De balans geeft de bezittingen, schulden en eigen vermogen op een bepaald moment weer
B
De balans geeft de bezittingen, schulden en eigen vermogen over een bepaalde periode weer
C
Een balans is een overzicht van kosten en opbrengsten op een bepaald moment
D
Een balans is een overzicht van kosten en opbrengsten over een bepaalde periode

Slide 8 - Quizvraag

Debet (activa) zijn:
A
Schulden
B
Bank
C
Kas
D
Bezittingen

Slide 9 - Quizvraag

Een bedrijf heeft een computer gekocht voor
€ 1.200 die 6 jaar meegaat. De restwaarde is € 0. Hoeveel is de jaarlijkse afschrijving
A
Dat kun je zo niet berekenen
B
€ 1.200
C
€ 200
D
€ 300

Slide 10 - Quizvraag

Sleep de balansposten naar de juiste plek
Vaste activa
Vlottende activa
Bedrijfs-auto
Voorraad
Gebouw
Debiteuren
Inventaris

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is de balansmutatie?

Betaald: leveranciers € 2.300 per kas
A
Kas -2.300 Crediteuren - 2.300
B
Kas - 2.300 Crediteuren + 2.300
C
Kas + 2.300 Crediteuren + 2.300
D
Kas + 2.300 Crediteuren - 2.300

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de balansmutatie?

€ 500 aan rente betaald via bank
A
Bank - 500 Rentekosten + 500
B
Bank - 500 Eigen vermogen - 500
C
Bank - 500 Banklening -500
D
Bank - 500

Slide 13 - Quizvraag

Kosten en opbrengsten komen op de....?
A
Balans
B
Resultatenrekening

Slide 14 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de winst of verlies op de resultatenrekening?
A
Er gebeurt niks mee
B
De winst of verlies gaat naar het eigen vermogen
C
De winst of verlies gaat naar de bank
D
Huh?

Slide 15 - Quizvraag

Quick bv behaalt een winst van € 50.000. Het totale vermogen is € 250.000. Hoeveel eurocent winst wordt er behaald per ingezette euro?
A
50 cent
B
15 cent
C
100 cent
D
20 cent

Slide 16 - Quizvraag

Welke omschrijving is juist en welke is onjuist? 
Sleep naar het juiste onderdeel
Juist
Onjuist

Nettowinst + bedrijfskosten = brutowinst
Omzet – inkoopwaarde = brutowinst
Brutowinst = nettowinst + bedrijfskosten
Omzet – nettowinst = bedrijfskosten

Slide 17 - Sleepvraag

Wat vond je van Bedrijfseconomie deze periode?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll