Par 3.1 de economische kringloop

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Par 3.1 de economische kringloop

Ga rustig zitten

Pak je spullen

Doe je jas uit

Laatste rij bij kast vrij houden

Agenda les

• relatie hst 1/2 en hst 3
• Uitleg par 3.1 de economische kringloop
• opdracht maken en bespreken
• zelf aan de slag
• Huiswerk
• extra uitlegfilm economische kringloop (2 verschillende)

Relatie hst 2 en hst 3

Hoofdstuk 2 = aanbod kant = potentiele productie =potentieel BBP =  theorie klassieken - micro economie

Hoofdstuk 3 = vraag kant = hoogte bestedingen = werkelijk BBP = theorie Keynes - macro economie

Relatie hst 1 en hst 3 en berekenen BBP

Manieren om BBP te berekenen:

1. Objectieve methode (productiewaarde= toegevoegde waarde= omzet- onderlinge leveringen) - hst 1
2. Subjectieve methode (som van de primaire inkomens + afschrijvingen) - hst 1
3. Bestedingsmethode - hst 3

 Quesnay 1758 - tableau économique 

Let op zijn allemaal geldstromen

Gezinnen

• Primair inkomen = arbeidsinkomen + kapitaalinkomen = Y 
• Y= nationaal inkomen

• Besteedbaar inkomen= Y-B
• Besteedbaar inkomen wordt verdeeld tussen consumptie (C) en sparen (S)

Bedrijven

• Bedrijven betalen primaire inkomens (=Y) aan gezinnen
• Bedrijven investeren en lenen daarvoor geld (=I) bij financiële instellingen 

Overheid

• Overheid ontvangt belastingen (=B) van de gezinnen.
• De overheid heeft ook bestedingen (=O)
• 1= overheidssaldo
  Tekort als O>B
  Overschot als B>O

Buitenland

• Buitenlandse bestedingen bij ons = export =E
• Import = M
• Saldo lopende rekening = E-M
  E>M positief saldo LR
  M>E negatief saldo LR 
• 2= de financiële rekening = gelijk aan saldo LR (maar dan tegenovergesteld pos/neg)

Financiële instellingen

• Besparingen (=S) bij financiële instellingen gezet
• Bedrijven lenen bij investeringen (=I) b.v. via obligatielening
• Overheid leent bij overheidstekort (=1) b.v via uitgeven staatobligaties
• Buitenland leent als wij een overschot hebben op de LR (=2) 

Opdracht 3.2

• Maak opdracht 3.2
• Hoe: zelfstandig en stil eerste 5 minuten.
  Daarna fluisterend overleg toegestaan
• Tijd: 15 minuten
• Bespreken opgave kort (evt in delen) 

Antwoorden opdracht 3.2

Antwoorden opdracht 3.2

Antwoorden opdracht 3.2

Antwoorden opdracht 3.2

Antwoorden opdracht 3.2

Antwoorden opdracht 3.2

Antwoorden opdracht 3.2

zie blz 10 lesbrief laatste alinea

Vier vergelijkingen uit model

1. Y=C+B+S (wat wordt er met het inkomen gedaan)
   
2. Y= C+I+O+E-M (= reële kringloop en inkomensidentiteit, Y=EV = bestedingsmethode)
3. S=I+(O-B)+(E-M) (=financiële kringloop en spaaridentiteit)
4. (S-I)+(B-O)= (E-M)  (nationaal spaarsaldo= saldo LR)
   Particulier spaarsaldo= S-I
   Saldo sector overheid= B-O = overheidssaldo
   Saldo sector buitenland = E-M

Zelf aan de slag/huiswerk

• Lees paragraaf 3.1
• Leer de vergelijkingen vorige sheet 
• Maak 3.1, 3.3 en 3.4