H4.3 De verstedelijking van Nederland

H4.3 De verstedelijking van Nederland
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

H4.3 De verstedelijking van Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • Je kunt aangeven waarom urbanisatie begon in 1870 in Nederland en je kunt uitleggen wat urbanisatie betekent.
  • Je kunt uitleggen wat suburbanisatie is en waarom dit in 1960 op gang kwam.
  • Je kunt aangeven waarom mensen vanaf de jaren '80 weer terug naar de stad gingen.
  • Je kunt aangeven wat agglomeratie en een stedelijk gebied zijn. Daarnaast moet je deze processen kunnen herkennen op een kaart.
  • Je kunt uitleggen wat re-urbanisatie is en waarom dit in Nederland begon in de jaren '80.
  • (De leerdoelen zijn voor 4b en 4a1 gelijk) 

Slide 2 - Tekstslide

Vanaf 1870 begon in Nederland de industrialisatie
  • De industrialisatie betekent dat er honderden fabrieken in Nederlandse steden werden gebouwd.
  • Hierdoor was er veel werk te vinden in de stad en verhuisden veel mensen van het platteland (waar sommigen nog in plaggehutten woonden) naar de grote stad.
  • Dit proces heet urbanisatie, of ook wel verstedelijking, en ging door tot 1960.
Arbeiderswoning 1880

Slide 3 - Tekstslide

Waarom vond er van 1870 tot 1960 urbanisatie plaats?

Slide 4 - Open vraag

Vanaf 1960 vertrokken mensen weer uit de stad. 
  • Dit heet suburbanisatie.
  • In de jaren '60 was de stad heel vol, druk, luidruchtig en vies.
  • De mensen die het konden betalen, verhuisde naar dorpen dicht bij de stad.
  • Daar had je huizen met een mooie tuin, rust, ruimte en schone lucht.
  • De inwoners konden vanaf de jaren '60 makkelijker de stad uit door de groeiende welvaart. Doordat de lonen steeds hoger werden, kon men een auto kopen.
  • Dit verhoogde de mobiliteit, want men kon nu met de auto naar de stad om te werken.
  • Mobiliteit betekent het vermogen om je voort te bewegen. Hoe sneller je je kunt verplaatsen en hoe groter de afstand die je kunt afleggen, hoe hoger de mobiliteit.

Slide 5 - Tekstslide

Waarom gingen mensen vanaf 1960 de stad uit?
A
Dit was goedkoper
B
Dit was makkelijker voor werk
C
De stad was vol

Slide 6 - Quizvraag

Niet alleen de inwoners vertrokken uit de stad 
  • Fabrieken moesten verhuizen.
  • Omdat fabrieken juist de reden waren dat de stad zo vies en luidruchtig was.
  • Ook gingen er fabrieken vanaf de jaren '60 dicht, omdat ze failliet gingen doordat ze bepaalde producten in het buitenland goedkoper konden maken, zoals de DAF-fabriek die auto's maakte.
  • Die ging dicht eind jaren '60 omdat Frankrijk en Duitsland betere auto's konden maken.
  • Toen, vanaf de jaren '60, mensen veel meer van het dorp naar hun werk in de stad reden, kregen we een nieuw probleem.
  • Welk probleem was dat?
  • Het fileprobleem, want daarvoor liep iedereen na het werk

Slide 7 - Tekstslide

Wat gebeurde er in de dorpen als veel mensen uit de stad verhuizen? 
  • De dorpen gingen groeien.
  • Weilanden veranderden in woonwijken en de omliggende dorpen groeiden vast aan de grote steden.
  • Dit noem je een agglomeratie.
  • Als agglomeraties (dus de grote stad + dorpen die eraan zijn gegroeid) ook nog eens tegen elkaar aan groeien, krijg je een stedelijk gebied.
  • Dit is in Nederland de Randstad.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Agglomeratie
Stedelijk gebied

Slide 10 - Sleepvraag

De jaren 80 
  • Vanaf 1980 gingen mensen weer terug naar de grote stad. Dit noem je re-urbanisatie.
  • Dit kwam doordat:
  • Sommige dorpen tegen de stad aan groeiden en onderdeel werden van de grote stad. (Aan de wal had Landerum bij Midsland gehoord, omdat Midsland en Landerum tegen elkaar aan waren gegroeid.)
  • Ook is veel ruimte vernieuwd. Oude gebouwen en fabrieken zijn gesloopt om er nieuwe en grotere huizen te bouwen. Er kwamen ook meer plekken waar je kon stappen.
  • Het werd weer aantrekkelijk om in de stad te wonen door:
  • Werk, studie, vele voorzieningen en het feit dat je in de stad geen last meer had van fileproblemen.
  • Wat was een voorziening ook alweer?
  • Alle winkels, bioscopen en andere bedrijven waar je gebruik van kunt maken in een stad.
  • Veel problemen die steden in de jaren '60 hadden, zoals stank en ruimtegebrek, waren opgelost in de jaren '80.

Slide 11 - Tekstslide

De rest van Nederland 
  • Alle gebieden waar weilanden, akkers en bossen liggen noemen we landelijk gebied. 
  • De landbouw gebruikt het meeste van deze ruimte.
  • De helft van alle grond in NL wordt gebruikt voor landbouw. 

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • Je kunt aangeven waarom urbanisatie begon in 1870 in Nederland en je kunt uitleggen wat urbanisatie betekent.
  • Je kunt uitleggen wat suburbanisatie is en waarom dit in 1960 op gang kwam.
  • Je kunt aangeven waarom mensen vanaf de jaren '80 weer terug naar de stad gingen.
  • Je kunt aangeven wat agglomeratie en een stedelijk gebied zijn. Daarnaast moet je deze processen kunnen herkennen op een kaart.
  • Je kunt uitleggen wat re-urbanisatie is en waarom dit in Nederland begon in de jaren '80.

Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig werken 
TL: Maak opgave 2a, 2b, 3, 4a, 4b, 5a, 5b, 5c, 6b, 6c, 7, 8a, en 10 van H4.3 
BB:
Maak opgave:2, 3, 5b, 6, 7a, 7b, 9a en 10 van H3.3  

Slide 14 - Tekstslide