Les 3c herhalingsles

Guten Tag!                               
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Guten Tag!                               

Slide 1 - Tekstslide

Wiederholung
- Grammatik A: an / nach / zu / in
- Grammatik B: Modal verben und wissen
- Grammatik C: Personal- und Possessivpronomen

Slide 2 - Tekstslide

Lernziele
- Du kannst die Wörter an - nach - zu und in richtig benutzen. 
- Du kannst die Modalen verben und wissen konjugieren. 
- Du kannst die Personal- und Possessivpronomen im 1./ 3. und 4. Fall anwenden.

Slide 3 - Tekstslide

 an/ nach/ zu/ in
- Het voorzetsel in gebruik je bij aardrijkskundige namen: in die Turkei en in veel vaste combinaties: in das Bett= ins Bett. 
- Het voorzetsel zu gebruik je meestal wanneer het gaat om een richting/ beweging: Ich gehe zur der/ zur Bibliothek. ( als je naar binnen gaat gebruik je in: ins Kino gehen.)

Slide 4 - Tekstslide

an/ nach/ zu/ in
- Het voorzetsel zu gebruik je ook bij personen: Ich gehe zu meiner Oma. 
- Het voorzetsels an gebruik je als te maken heeft met zee/strand/water: Wir wollen morgen an den Strand fahren.

Slide 5 - Tekstslide

an/ nach/ zu/ in
Achtung!!: 
- Ich gehe nach Hause. 
- Jetzt bin ich zu Hause. 

Slide 6 - Tekstslide

Wähle die richtige Form: Kommst du heute Abend auch ... meinem Freund?

Slide 7 - Open vraag

Wähle die richtige Form:
Zuerst gehe ich .. die Schule.

Slide 8 - Open vraag

Wähle die richtige Form:
Herr Lohn fliegt morgen...der Schweiz.

Slide 9 - Open vraag

Wähle die richtige Form:
Morgen werde ich ... den Strand fahren.

Slide 10 - Open vraag

Modal verben und wissen
ich
weiß
du
weißt
er/sie/es
weiß
wir
wissen
ihr
wisst
sie/Sie
wissen

Slide 11 - Tekstslide


Übersetze und konjugiere die richtige Form:
Hi Julia, wie geht es dir? 1. (Ik wil graag) dich einladen um zu Plaudern. Natürlich 2.(mag je) auch über Nacht bleiben. 3. ( Weet je) vielleicht schön ein Tag wo du kannst?

Slide 12 - Open vraag

Übersetze und konjugiere die richtige Form:
Hey Bart, im Stadtpark 1.(mogen we) ein Picknick machen. Dort 2.(kunnen we) auch grillen, wenn 3.( je wilt). 4. ( Ik moet) jetzt zur Musikstunde. 5. (Ik mag) nicht zu spät kommen.

Slide 13 - Open vraag

Personalpronomen
- 1. Fall




- 3. Fall




- 4. Fall

ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij
u
mir
dir
ihm
ihr
ihm
uns
euch
ihnen
Ihnen
mij
jou
hem
haar
hem
ons
jullie
hun
u
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie
Sie
mij
jou
hem
haar
het
ons
jullie
hen
u

Slide 14 - Tekstslide

Possessivpronomen
- Vervoeging via de ein-Gruppe.

mein..
mijn
dein..
jouw/ je
sein..
zijn
ihr..
haar
unser..
onze/ ons
euer..
jullie
ihr..
hun
Ihr..
uw

Slide 15 - Tekstslide

Mijn zus
A
Seine Schwester
B
Ihr Schwester
C
Meine Schwester
D
Dein Schwester

Slide 16 - Quizvraag

Der Brief ist (voor jou).
A
für dich
B
für mich
C
für du
D
für mir

Slide 17 - Quizvraag

Heute hat (zijn broer) Geburtstag.
A
sein Bruder
B
ihr Bruder
C
ihm Bruder
D
er Bruder

Slide 18 - Quizvraag

Er hat es ... geschenkt.
A
mir
B
ihr
C
mich
D
sie

Slide 19 - Quizvraag

Aufgabe
Sätze machen: 


- Jezelf
- Een familielid
- Een vriend of vriendin

De 3 zinnen die je hebt gemaakt schrijf je op een papier. 

Slide 20 - Tekstslide

Lernziele geschafft?
- Du kannst die Wörter an - nach - zu und in richtig benutzen.
- Du kannst die Modalen verben und wissen konjugieren.
- Du kannst die Personal- und Possessivpronomen im 1./ 3. und 4. Fall anwenden.

Slide 21 - Tekstslide

Feedback: een tip en een top, over hoe jullie de les vonden of hoe ik de les heb gegeven.

Slide 22 - Woordweb