meerv. samenstelling. trema. klinkerb.

spelling
- meervouden
- samenstellingen -met klinkerbotsing
- afkortingen
- Trema en apostrof
- Leestekens
- getallen
- bijvoeglijk nw - zelfstandig gebruikt
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

spelling
- meervouden
- samenstellingen -met klinkerbotsing
- afkortingen
- Trema en apostrof
- Leestekens
- getallen
- bijvoeglijk nw - zelfstandig gebruikt

Slide 1 - Tekstslide

spelling
- Werkwoordspelling
- met of zonder -n?
- schrijfwijze getallen
- samenstellingen
- afkortingen
-

Slide 2 - Tekstslide

Noteer het meervoud van bospad

Slide 3 - Open vraag

Het meervoud van: braderie

Slide 4 - Open vraag

-iën of -ieën
Let op de klemtoon!

bacterie --> bacteriën
pandemie --> pandemieën
kolonie - koloniën 

Slide 5 - Tekstslide

-iën of -eën
zee- zeeën
fee - feeën

Slide 6 - Tekstslide

Het meervoud van: cliché

Slide 7 - Open vraag

's of s?
Bij uitspraakproblemen:
baby --> baby's
opa --> opa's
portemonnee --> portemonnees
cliché --> clichés
controle --> controles 

Slide 8 - Tekstslide

Het meervoud van: essay

Slide 9 - Open vraag

Het meervoud van: monnik

Slide 10 - Open vraag

 ik - es
Monnik --> moniken
Leeuwerik --> leeuweriken
Dreumes --> dreumesen
Perzik --> perziken

Klemtoon niet op de laatste lettergreep.
Dus geen verdubbeling.

Slide 11 - Tekstslide

Het meervoud van: socioloog

Slide 12 - Open vraag

Verenkeling en verdubbeling
socioloog --> sociologen
kaas --> kazen
bed --> bedden
pot --> potten

Slide 13 - Tekstslide

Het meervoud van: orchidee

Slide 14 - Open vraag

Het meervoud van: steekproef

Slide 15 - Open vraag

f --> v en s --> z
steekproef --> steekproeven
zeesluis --> zeesluizen
baas --> bazen
poes --> poezen
kloof --> kloven

Slide 16 - Tekstslide

Maak een samenstelling: afdeling+chef

Slide 17 - Open vraag

Tussen -s?
Hoor je de s? Schrijf de s!
Lastig te horen? 
Stationsstraat
Afdelingschef

Vervang het tweede deel door een woord dat met een andere letter dan de s begint: afdelingshoofd

Slide 18 - Tekstslide

Maak een samenstelling:
bol+boos

Slide 19 - Open vraag

Maak een samenstelling:
gewoonte + gebaar

Slide 20 - Open vraag

Maak een samenstelling:
gewoonte + gebaar

Slide 21 - Open vraag

Maak een samenstelling:
huil + balk

Slide 22 - Open vraag

Maak een samenstelling:
reus + groot

Slide 23 - Open vraag

Maak een samenstelling:
schaap + wol

Slide 24 - Open vraag

Maak een samenstelling:
zon + weide

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Schrijf het woord correct:
3Dbril

Slide 27 - Open vraag

Schrijf het woord correct:
astmaanval

Slide 28 - Open vraag

Schrijf het woord correct:
autoalarm

Slide 29 - Open vraag

Schrijf het woord correct:
cvs

Slide 30 - Open vraag

Schrijf het woord correct:
gruttos

Slide 31 - Open vraag

Schrijf het woord correct:
hobbytje

Slide 32 - Open vraag

Schrijf het woord correct:
knackebrod

Slide 33 - Open vraag

Schrijf het woord correct:
ruineren

Slide 34 - Open vraag

Schrijf het woord correct:
solooptreden

Slide 35 - Open vraag

Schrijf het woord correct:
televisieuitzending

Slide 36 - Open vraag

Schrijf het woord correct:
toiletsprays

Slide 37 - Open vraag

Schrijf het woord correct: zelfontplooiing

Slide 38 - Open vraag

Schrijfwijze van getallen

Slide 39 - Tekstslide

11. Getallen

Slide 40 - Tekstslide

11. Getallen

Slide 41 - Tekstslide



De minister wilde ......... miljoen bezuinigen.
A
6-tig
B
zestig
C
60

Slide 42 - Quizvraag


De staatsgreep vond plaats op ..........
A
vijftien mei negentieneenenzestig
B
15-5-1961
C
15 mei negentieneenenzestig
D
15 mei 1961

Slide 43 - Quizvraag

Hoewel ik om 14:00 uur een afspraak had, moest ik .............. wachten op de orthodontist.
A
2 uur
B
14:00 uur
C
twee uur

Slide 44 - Quizvraag

Met of zonder -n?
Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren (Mattheüs 22:14).

Slide 45 - Tekstslide

Met of zonder -n?
De meeste mensen deugen.

Slide 46 - Tekstslide

Beide(n) zijn getrouwd en hebben kinderen.
A
beide
B
beiden

Slide 47 - Quizvraag

De chocoladeletters waren beide(n) gebroken.
A
beiden
B
beide

Slide 48 - Quizvraag

Sommige(n) moesten nog een treinkaartje kopen.

Slide 49 - Open vraag

Die broers maken altijd ruzie en meestal hebben ze beide(n) schuld.

Slide 50 - Open vraag

Veel-weinig
De schapen stonden gisteren te grazen in de wei.
Veel / enkele/ sommige ( schapen) zijn te grazen genomen door een wolf.
Weinig (schapen)  hebben het overleefd.

Slide 51 - Tekstslide