interpunctie

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

HoOfDlEtTeRs
Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog? Wanneer gebruik je hoofdletters? Wanneer niet?

Slide 3 - Open vraag

Met of zonder hoofdletter
A
September
B
september

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
kerstmarkt
B
december
C
kerstbal
D
kerstmis

Slide 5 - Quizvraag

Typ over en voeg de hoofdletters en leestekens toe.
Lea van den trientje en mae gingen in de kerstvakantie uiteten bij restaurant de buurvrouw in castricum.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Video

Welke leestekens ken je allemaal?

Slide 8 - Woordweb

Interpunctie (= leestekens)
. ? ! , : ; "

We gebruiken interpunctie om een tekst leesbaar te maken. 

Slide 9 - Tekstslide

Snap jij het nog?
hallo hoe gaat het met jou goed en met jou met mij gaat het ook goed op welke dag zullen we afspreken of hebben we al een afspraak nee ik geloof het niet is maandag goed maandag is goed

Slide 10 - Tekstslide

Zoek het zelf uit ;)
Onderzoek wanneer je welk leesteken gebruikt. 

Wat zijn de regels bij elk leesteken. 

:    ;    ()    .       ,      ?     !  '' 

We bespreken straks alles. 
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Wat heb je opgeschreven bij de . ! ?

Slide 12 - Open vraag

Punt (.)
Een punt gebruik je aan het eind van een zin.

Mijn naam is Ellen.

Slide 13 - Tekstslide

Vraagteken (?)
Een vraagteken gebruik je aan het eind van een vraagzin.

Hoe gaat het met jou?

Slide 14 - Tekstslide

Uitroepteken (!)
Een uitroepteken gebruik je na een uitroep of bevel:

Houd op!

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer een komma?

Slide 16 - Woordweb

Komma (,)
De komma geeft een leespauze aan.

Ik weet het niet zeker, maar ik denk het wel.

Slide 17 - Tekstslide

Gebruik een komma onder andere:
-tussen twee persoonsvormen
-in een opsomming, maar niet voor het woordje 'en'
-voor voegwoorden
-tussen bijvoeglijke naamwoorden
-voor of na een aanspreking
-achter een briefaanhef
-voor 'die' of 'dat' (Let op! Dit is niet altijd zo)


Slide 18 - Tekstslide

Interpunctie
Laptop
Schrift

Slide 19 - Tekstslide

Vandaag
1. Leestekens : ;  ''   ()
2. TvdW
3. Numo

Slide 20 - Tekstslide

Wat heb je opgeschreven bij de :

Slide 21 - Open vraag

Dubbele punt (:)
De dubbele punt wordt gebruikt voor een opsomming, citaat of toelichting.

- Neem mee: een tas, een handdoek en een zonnebril.
- Hij zei: 'Hoi!'
- U kunt kiezen uit: vegetarisch of vlees

Slide 22 - Tekstslide

Wanneer gebruik je ;

Slide 23 - Woordweb

Puntkomma (;)
De puntkomma maakt duidelijk dat de zin ervoor en erna veel met elkaar te maken hebben.

We hebben een geweldige vakantie gehad; vooral het wandelen was leuk.

LET OP: een puntkomma kan worden vervangen door een punt, maar niet door een komma.

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen
Dubbele punt:
- Er zijn twee opties: het gaat door of het gaat niet door.
- Denk aan de volgende spullen: een warme trui, sokken en een muts.

Puntkomma:
- We stonden vroeg op; we hadden nog een lange reis voor de boeg.
- Ik houd niet van zwemmen; toch neem ik een zwembroek mee.

Slide 25 - Tekstslide

Aanhalingsteken (')
Een aanhalingsteken wordt gebruikt bij een citaat en om een woord op te laten vallen.

Aanhalingstekens gebruik je wanneer iemand direct iets zegt.
- Maher vroeg: 'Heb je al gekookt?'
- Een hond met korte poten wordt een 'corgi' genoemd. 

Slide 26 - Tekstslide

Typ de zin over en vul de hoofdletters en leestekens in.

Ik heb echt zoveel zin in de meivakantie zei yulia tegen given ja ik ook schreeuwde nine toen

Slide 27 - Open vraag

Haakjes ()
Soms schrijf je iets tussen haakjes.
Bijvoorbeeld als je iets wil toevoegen wat de lezer toch ook moet weten. Wanneer je een volledige zin tussen haakjes zet, dan krijgt het eerste woord na het haakje openen een hoofdletter en komt er achter het laatste woord een eindezinspunt. Daarna volgt het haakje sluiten pas. (Zo bedoel ik dus.)

Wanneer je de haakjes in een zin gebruikt (zoals ik nu), dan heb je niets met een hoofdletter of punt te maken.

Slide 28 - Tekstslide

Typ over en vul de ontbrekende hoofdletters en leestekens in.

jasper en jayden zouden jullie een spruitjestaart voor ons willen maken


Slide 29 - Open vraag

Achter welk woord moet een vraagteken?

Komt er een nieuw seizoen van
Wie is de Mol dat is nog lang
niet zeker de liefhebbers hopen van wel
A
achter 'Mol'
B
achter 'zeker'
C
achter 'wel'
D
achter 'lang'

Slide 30 - Quizvraag

Bij welk onderstreept woord begint een nieuwe zin?

als iemand binnenkomt met
een radslag dan heeft hij veel
energie daar is geen twijfel over mogelijk
A
bij 'dan'
B
bij 'met'
C
bij 'daar'

Slide 31 - Quizvraag

Typ over en vul de goede leestekens in.

Je moet zo’n kuur helemaal afmaken doe je dat niet dan kunnen de klachten terugkomen

Slide 32 - Open vraag

TvdW

Slide 33 - Tekstslide

Wat is het tekstsoort?
A
Informatieve tekst
B
Betogende tekst
C
Instructieve tekst
D
Activerende tekst

Slide 34 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?

Slide 35 - Open vraag

Zou je het spel van je gekozen tekst willen kopen? Zodat je hem kunt spelen?
Ja, zeker
Nee, het spel lijkt mij niet erg leuk.

Slide 36 - Poll

Numo
Taken:
1. Redekundig ontleden (af: maandag 18 maart)
2. Hoofdletters 

Slide 37 - Tekstslide