14 jan koppelwerkwoorden

Koppelwerkwoorden
ZWABBELS 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Koppelwerkwoorden
ZWABBELS 

Slide 1 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen

Slide 2 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden

zijn

worden

blijven

blijken

lijken

schijnen

heten, dunken, voorkomen

Slide 3 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden: ZWoBBeLS + HDV
1. zijn
2. worden
3. blijven
4. blijken
5. lijken
6. schijnen
7. heten
8. dunken
9. voorkomen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Koppelwerkwoorden 
- Een koppelwerkwoord geeft aan dat het onderwerp iets is.

- Koppelwerkwoorden komen voor in zinnen met een 
   naamwoordelijk gezegde.

- Er zijn 9 koppelwerkwoorden.

Slide 6 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
Koppelwerkwoorden zijn werkwoorden die een naamwoordelijk gezegde helpen vormen.

De koppelwerkwoorden zijn: 
zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken en blijken.

Voorbeelden
:
Hij blijft leraar.
Hij is bang.
Hij wordt oud.

Slide 7 - Tekstslide

‘Worden’ is één van de negen koppelwerkwoorden.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

‘Hebben’ is één van de negen koppelwerkwoorden.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

‘Worden’ is één van de negen koppelwerkwoorden.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Zinsdelen
Woordsoorten
Persoonsvorm
Naamwoordelijk gezegde
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Meewerkend voorwerp
Koppelwerkwoord

Slide 11 - Sleepvraag

Hij zou misselijk zijn geworden van een ijsje.
zou
misselijk
geworden
van
een
Hulpwerkwoord
Onbepaald lidwoord
koppelwerkwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel

Slide 12 - Sleepvraag

koppelwerkwoord
geen koppelwerkwoord
zijn
gamen
blijven
zingen
lijken
kunnen
zullen
hebben
worden
leren
dunken
geven

Slide 13 - Sleepvraag

Welke werkwoorden zijn koppelwerkwoorden?

wwg
ond
lijdend voorwerp
Hij
zijn
de moed
al
opgegeven.

Slide 14 - Sleepvraag

Alles begrepen? Test jezelf en sleep de rode vakjes naar de bijbehorende werkwoorden!
Meneer Ponsteen zou stiekem best wel eens grappig kunnen zijn, maar de koppelwerkwoorden vind ik maar stom.
zou

kunnen
zijn
hulp
werkwoord 1
hulp
werkwoord 2
koppel
werkwoord

Slide 15 - Sleepvraag

Koppel
werkwoord
Geen koppel
werkwoord
Blijven
Worden
Verschijnen
Heten
Zijn
Fietsen
Lijken
Hebben
Willen

Slide 16 - Sleepvraag

Is het onderstreepte werkwoord een koppelwerkwoord of een zelfstandig werkwoord.
Koppelwerkwoord 

Zelfstandig werkwoord

Ze is dierenarts geweest.
Gister heb ik op school de hele dag geleerd.
Lisa is vorig jaar tandarts geworden.

Slide 17 - Sleepvraag

koppelwerkwoord zijn 
hulpwerkwoord hebben 
zelfstandigwerkwoord sporten 
Ik ben morgen jarig

Ik heb een tas gekocht. 
Ik zal na de coronacrisis weer veel sporten. 

Slide 18 - Sleepvraag

Wij
Koppelwerkwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
hadden
moeten 
kunnen
lopen

Slide 19 - Sleepvraag

Benoem de gekleurde woorden.
Melk schijnt lang niet voor iedereen gezond te zijn.
schijnt
zijn
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
koppelwerkwoord

Slide 20 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
koppelwerkwoord
Hij is bleek geworden.
Zij is een docent. 
Hij blijkt grappig te zijn.
Zij is een optimist gebleven.
De fietser werd misselijk.
Hij wil agent worden.

Slide 21 - Sleepvraag

'zijn, worden, blijven, blijken, lijken en schijnen' noemen we
A
werkwoorden
B
zelfstandig werkwoorden
C
hulpwerkwoorden
D
koppelwerkwoorden

Slide 22 - Quizvraag

Wat hoort NIET bij het naamwoordelijk gezegde?
A
werkwoorden
B
'zijn'
C
'doen'
D
koppelwerkwoorden

Slide 23 - Quizvraag


Welke soort werkwoorden staan er in de zin:
Ik heb je gisteren toch al gebeld?



A
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
C
alleen koppelwerkwoorden
D
alleen zelfstandige werkwoorden

Slide 24 - Quizvraag

Welke van de onderstaande werkwoorden drukken uit dat het onderwerp iets 'is'? Oftewel, welke zijn koppelwerkwoorden?
A
worden
B
lijken
C
fietsen
D
praten

Slide 25 - Quizvraag

Hij schijnt goed taarten te kunnen bakken
Er staat een koppelwerkwoord in: schijnt. 
Maar staan er nog meer werkwoorden in die geen koppelwerkwoorden zijn?
A
WG
B
NG

Slide 26 - Quizvraag


Welke soort werkwoorden staan er in de zin:
Zij heeft haar ouders dat grote cadeau gisteren toch al gegeven?



A
koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
C
alleen koppelwerkwoorden
D
alleen zelfstandige werkwoorden

Slide 27 - Quizvraag

De 6 belangrijkste koppelwerkwoorden zijn:
A
zijn, komen, blijven, blijken, lijken schijnen
B
zijn, worden, blijven, brengen, lijken, schijnen
C
zijn, moeten, blijven, blijken, lijken, schijnen
D
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Slide 28 - Quizvraag


Welke soort werkwoorden staan er in de zin:
Ik heb je dat telefoonnummer gisteren toch al gegeven?



A
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
C
alleen koppelwerkwoorden
D
alleen zelfstandige werkwoorden

Slide 29 - Quizvraag

De woorden zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen noemen we...
A
Hulpwerkwoorden
B
Zelfstandige werkwoorden
C
Koppelwerkwoorden
D
Meewerkend voorwerp

Slide 30 - Quizvraag

Huiswerk voor ma 
Maken opdr. 12 t/m 16
Leren het koppelwerkwoord (KWW)
blz 126

Slide 31 - Tekstslide