Vragers en Aanbieders H3

Agenda
- H3
- Gezamenlijk oefenen

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Agenda
- H3
- Gezamenlijk oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen les 1
• Je kent vier factoren die van invloed zijn op de vraag naar een product.
• Je kunt vanuit de vraagfunctie een vraaglijn tekenen. 
• Je kan het consumentensurplus arceren en berekenen


Slide 2 - Tekstslide

De vraag 
De belangrijkste vraagbepalende factoren zijn:
De prijs van het product zelf.
De prijs van andere producten.
Het inkomen van consumenten.
De voorkeur van consumenten.
Het aantal consumenten.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Waarom heeft de vraaglijn een dalend verloop?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het consumentensurplus?
A
verschil tussen betalingsbereidheid en de te betalen prijs
B
verschil tussen leveringsbereidheid en de te ontvangen prijs

Slide 8 - Quizvraag

Maak opdracht 3.1 t/m 3.6

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling vorige les
- Negatief verband
- Betalingsbereidheid
- Consumentensurplus

Slide 10 - Tekstslide

Een voorbeeld van een juist negatief verband is..
A
Als de vraag stijgt, stijgt de prijs
B
Als de vraag stijgt, daalt de prijs
C
Als de prijs stijgt, daalt de vraag
D
Als de prijs stijgt, stijgt de vraag

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het TOTALE consumentensurplus bij
p = € 0,30?
A
0,10
B
0,50
C
1
D
2

Slide 12 - Quizvraag

Bereken het consumentensurplus bij een prijs van € 40,-

Slide 13 - Open vraag

Welke kleur heeft het consumentensurplus?
A
Groen
B
Blauw
C
Rood
D
Geel

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Stel dat de regering besluit de benzineaccijns te verlagen. De pomphouders berekenen deze accijnsverlaging door in de benzineprijs.

Welke grafiek geeft de invloed op de gevraagd hoeveelheid juist weer?
A
Grafiek 1
B
Grafiek 2
C
Grafiek 3

Slide 18 - Quizvraag

Opdracht 3.7
2 minuten

timer
2:00

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Een evenwichtsprijs ontstaat wanneer ...
A
er meer aanbod is dan vraag.
B
de producent tevreden is met de verkoopprijs.
C
er meer vraag is dan aanbod.
D
vraag en aanbod gelijk zijn aan elkaar.

Slide 24 - Quizvraag

Qv = -0,5P + 80 (P = in euro's)
Qa = P - 40 (Qv en Qa = x 1.000)
Bereken de evenwichtsprijs.
A
€ 40
B
€ 80
C
€ 120

Slide 25 - Quizvraag

Qv = -0,5P + 80 (P = in euro's)
Qa = P - 40 (Qv en Qa = x 1.000)
Bereken de evenwichtshoeveelheid
A
20
B
20.000
C
40
D
40.000

Slide 26 - Quizvraag

Welk vak is het producentensurplus?

Q = x 1.000
A
vak A
B
vak B
C
vak C
D
vak D

Slide 27 - Quizvraag

Bereken het producentensurplus.

Slide 28 - Open vraag

Maak opdracht 
3.10 t/m 3.13, 3.15 en 3.16

Slide 29 - Tekstslide

economisch surplus = CS + PS
consumenten surplus
verschil betalingsbereidheid en prijs die betaalt wordt

producenten surplus
verschil leveringsbereidheid en prijs die ontvangen wordt

Slide 30 - Tekstslide

Hoe groot is het producenten surplus?
A
64
B
14
C
16
D
112

Slide 31 - Quizvraag

Hoeveel is het totale surplus?
A
16
B
128
C
220
D
968

Slide 32 - Quizvraag

Wat heb je vorige les allemaal geleerd?

Slide 33 - Open vraag

Volkomen concurrentie, volledige mededinging

Slide 34 - Tekstslide

Maak opgave 3.17, 3.19 en 3.20 
Zelftest voor HO EN SE oefenen!!

Slide 35 - Tekstslide