Laatste les voor de eindtoets V2 en G2

Laatste les voor eindtoets
begrijpend lezen
  • 10 minuten stillezen
  • Regels & afspraken - aan de slag met opdrachten en NIETS anders.
  • Terugblik en samen oefenen
  • Aan de slag!


timer
10:00
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Laatste les voor eindtoets
begrijpend lezen
  • 10 minuten stillezen
  • Regels & afspraken - aan de slag met opdrachten en NIETS anders.
  • Terugblik en samen oefenen
  • Aan de slag!


timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les heb je geleerd...
...welke verbanden bij de signaalwoorden horen (Blok 5).
...hoe je de delen van een verband moet noteren.
...op welke 4 manieren alinea's met elkaar verbonden kunnen zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les ga je...
...de stof van vorige lessen herhalen.

Slide 3 - Tekstslide

Welke signaalwoorden
ken je nog?

Slide 4 - Woordweb

Welke verbanden
ken je nog?

Slide 5 - Woordweb

WAAR
 NIET
WAAR
Signaalwoorden geven alleen verbanden aan tussen woorden en zinnen.
Een signaalwoord zorgt ervoor dat je een bepaald verband kunt herkennen.
Een signaalwoord is één woord.

Slide 6 - Sleepvraag

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
om ... te
maar
verder
zo
uitspraak-tegenstelling
uitspraak-opsomming
middel-doel
uitspraak-voorbeeld

Slide 7 - Sleepvraag

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
daardoor
doordat
want
hetzelfde als
oorzaak-gevolg
uitspraak-vergelijking
uitspraak-reden

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Tekstslide

4 manieren om alinea's met elkaar te verbinden:
1. Met een signaalwoord
Het signaalwoord aan de begin van een alinea geeft het verband aan met de vorige alinea.

2. Door herhaling van een woord of woordgroep
Aan het begin van een alinea worden woorden of woordgroepen uit de vorige alinea herhaald.

Slide 10 - Tekstslide

4 manieren om alinea's met elkaar te verbinden:
3. Door overgangszinnen met een verwijzing
In een van de eerste zinnen staat een verwijzing naar iets wat eerder is gezegd, in de vorm van een verwijswoord.

4. Door aankondigende zinnen
De zin/de zinnen aan het einde van een alinea vertellen wat je in de volgende alinea kunt verwachten.

Slide 11 - Tekstslide

Samenvatten: hoe doe je dat?
1. Markeer de kernzinnen (zinnen met belangrijkste info).
2. Zet deze zinnen in je eigen woorden.
3. Tel het aantal woorden.

Klaar!

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!

Optie A: maak de vragen op de volgende slides 17 t/m 24.
Klaar? Daarna optie B.

Optie B: leren voor de toets (samenvatting schrijven of doorlezen)

Slide 13 - Tekstslide

Maak een zin met een signaalwoord.

Slide 14 - Open vraag


Wat is geen functie van signaalwoorden
in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
D
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is GEEN signaalwoord?
A
die
B
dus
C
maar
D
bovendien

Slide 16 - Quizvraag

Signaalwoord: waarmee

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-reden
D
uitspraak-opsomming

Slide 17 - Quizvraag

Signaalwoord: omdat

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-reden
D
uitspraak-opsomming

Slide 18 - Quizvraag

Signaalwoord: maar

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-tegenstelling
D
uitspraak-opsomming

Slide 19 - Quizvraag

Signaalwoord: echter

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-tegenstelling
D
uitspraak-opsomming

Slide 20 - Quizvraag

Signaalwoord: daarom

Tekstverband
A
uitspraak-reden
B
middel-doel
C
uitspraak-tegenstelling
D
uitspraak-opsomming

Slide 21 - Quizvraag

Signaalwoord: om

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-reden
D
uitspraak-voorbeeld

Slide 22 - Quizvraag

Signaalwoord: zoals

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
doel-middel
C
uitspraak-reden
D
uitspraak-voorbeeld

Slide 23 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord
'namelijk'?
A
uitspraak-conclusie
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-reden
D
middel-doel

Slide 24 - Quizvraag

Oefenles (oortjes in)
Aan de slag!
Maak slide 26 t/m 55

Slide 25 - Tekstslide

Kijken en luisteren
Zoals je weet komt de theorie van begrijpend lezen overeen met de theorie van kijken/luisteren.

Door kijken/luisteren te oefenen, oefen je dus ook de vaardigheden voor begrijpend lezen.

Slide 26 - Tekstslide

Je gaat straks kijken naar het fragment uit Kassa over de moestuin.
Lees eerst de vragen door en maak daarna slide 30 t/m 44

1. Beschrijf in een paar woorden het onderwerp.
2. Vul de twee deelonderwerpen van het fragment in.
3. Wat is het belangrijkste doel van dit fragment?
4. Voor welk soort publiek is dit fragment bedoeld?
5a. Op welke manier(en) wordt de aflevering ingeleid?
  b. Vind je dit een goede inleiding? Leg uit waarom wel of niet.
6 Liedewij Loorbach sluit het fragment af met een korte, persoonlijke anekdote.
  a. Beschrijf kort deze anekdote.
  b. Wat is de functie van deze anekdote als slot?
  c. Vind je dit een goed slot van dit fragment? Leg uit waarom wel of niet.
7. De volgende zinnen komen uit het fragment. Geef aan of het om een hoofdzaak of een bijzaak gaat.
  a. ‘Een belangrijk aspect aan wormen is dat ze verteerde plantenresten eten.’
  b. ‘Als planten in de aarde staan, kunnen ze veel dieper met hun wortels naar het grondwater.’
  c. ‘Een moestuin kan ook op een balkon.’
8. Vat de hoofdzaken van het fragment samen in maximaal zestig woorden.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

1. Beschrijf in een paar woorden het onderwerp (let op: geen hele zin!)

Slide 29 - Open vraag

2. Vul de twee deelonderwerpen van het fragment in.

Slide 30 - Open vraag

3. Wat is het belangrijkste doel van dit fragment?
A
amuseren
B
opiniëren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 31 - Quizvraag

4. Voor welk soort publiek is dit fragment bedoeld?
A
breed publiek
B
kleiner, gespecialiseerd publiek
C
een of enkele persoen

Slide 32 - Quizvraag

5 a. Op welke manier(en) wordt de aflevering ingeleid?
A
aanleiding
B
onderwerp aankondigen
C
vraag stellen
D
anekdote

Slide 33 - Quizvraag

b. Vind je dit een goede inleiding?
Leg uit waarom wel of niet.

Slide 34 - Open vraag

6 Liedewij Loorbach sluit het fragment af met een korte, persoonlijke anekdote.
a. Beschrijf kort deze anekdote.

Slide 35 - Open vraag

b. Wat is de functie van deze anekdote als slot?

A
advies
B
conclusie
C
samenvatting

Slide 36 - Quizvraag

c. Vind je dit een goed slot van dit fragment? Leg uit waarom wel of niet.

Slide 37 - Open vraag

7. De volgende zinnen komen uit het fragment. Geef aan of het om een hoofdzaak of een bijzaak gaat.

‘Een belangrijk aspect aan wormen is dat ze verteerde plantenresten eten.’
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 38 - Quizvraag

7. De volgende zinnen komen uit het fragment. Geef aan of het om een hoofdzaak of een bijzaak gaat.

'Als planten in de aarde staan, kunnen ze veel dieper met hun wortels naar het grondwater.’
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 39 - Quizvraag

7. De volgende zinnen komen uit het fragment. Geef aan of het om een hoofdzaak of een bijzaak gaat.

'Een moestuin kan ook op een balkon.’
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 40 - Quizvraag

8. Vat de hoofdzaken van het fragment samen in maximaal zestig woorden. Kijk en luister zo nodig nog een keer naar het fragment en maak aantekeningen.

Slide 41 - Open vraag

Je gaat straks kijken naar een fragment van Schooltv. Lees eerst de vragen door en maak daarna vragen op slide 45 t/m 51

1. Formuleer de hoofdgedachte van dit fragment.

2. Het fragment van Schooltv heeft geen inleiding. Schrijf een korte inleiding die bij het fragment past en waarin je een of meer vragen over het onderwerp stelt.

3. a. In het fragment van Kassa wordt anders tegen regenwormen aangekeken dan in dit fragment. Beschrijf het verschil.
    b. Vul de twee argumenten in die in het fragment van Kassa worden gebruikt.
    c. Bedenk een argument voor de uitspraak in het fragment van Schooltv.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

1. Formuleer de hoofdgedachte van dit fragment

(let op: hele zin, begint niet met 'dat', heeft een persoonsvorm!)


Slide 44 - Open vraag

2. Het fragment van Schooltv heeft geen inleiding.
Schrijf een korte inleiding die bij het fragment past en waarin je een of meer vragen over het onderwerp stelt.

Slide 45 - Open vraag

3. a. In het fragment van Kassa wordt anders tegen regenwormen aangekeken dan in dit fragment. Beschrijf het verschil.

Slide 46 - Open vraag

b. Vul de twee argumenten in die in het fragment van Kassa worden gebruikt.

Slide 47 - Open vraag

c. Bedenk een argument voor de uitspraak in het fragment van Schooltv.

Slide 48 - Open vraag

Lesdoelen behaald?
Beantwoord de volgende vragen.

Slide 49 - Tekstslide

Lesdoel behaald? Ik kan signaalwoorden herkennen en benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 50 - Quizvraag

Lesdoel behaald? Ik kan tekstverbanden herkennen en benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 51 - Quizvraag

Lesdoel behaald? Ik weet op welke 4 manieren alinea's met elkaar kunnen worden verbonden.
A
Ja
B
Nee

Slide 52 - Quizvraag

Lesdoel behaald? Ik heb door kijken/luisteren geoefend met de theorie van begrijpend lezen.
A
Ja
B
Nee

Slide 53 - Quizvraag

Dit vind ik nog moeilijk aan de les van vandaag...

Slide 54 - Open vraag

Einde van deze les!
Goed gedaan! Je mag nu verder lezen in je leesboek.

Slide 55 - Tekstslide