W45 GS 3HV H2 P1 les 1 les 2

H2 Tussen de oorlogen (=interbellum)

P1 Welvaart en crisis in de Verenigde Staten
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H2 Tussen de oorlogen (=interbellum)

P1 Welvaart en crisis in de Verenigde Staten

Slide 1 - Tekstslide

De Verenigde Staten als wereldmacht
Na het militaire optreden van de Verenigde Staten in de Eerste Wereldoorlog wordt het duidelijk dat de werelddominantie van Europa eindig is.

Hoewel de Verenigde Staten zich na de mislukkingen van de plannen van Wilson zich politiek terugtrekt op het eigen continent (isolationisme) doen de Amerikaanse bedrijven dit niet.

Amerika blijkt met haar enorme thuismarkt en innovatie een economische motor voor de wereld te zijn.


Slide 2 - Tekstslide

Wat hield de Amerikaanse politiek van "isolationisme" in?

Dit hield in dat de VS zich liever:
A
alleen met Noord, Midden en Zuid Amerika bemoeiden
B
niet bemoeiden met internationale ontwikkelingen
C
bezig hielden met het isoleren van hun overheidsgebouwen
D
liever niet met Europese oorlogen bezig hielden

Slide 3 - Quizvraag

Bloei economie
Nieuwe producten uit:
a. de nieuwe elektrotechnische industrie: licht, wasmachines, strijkijzers, radio, etc. (consumentenproducten/ consumentengoederen)
b. de automobiele industrie: personenwagens (auto's)

Nieuwe manieren van werken en werkorganisatie
a. lopende band (goedkopere productie)
b. massaproductie: veel, goedkoop, van mindere kwaliteit (betaalbaar)

Nieuwe manieren van financieren
a. consumentenkrediet (kopen op krediet) (men kan spullen kopen die voorheen niet betaalbaar waren)

Slide 4 - Tekstslide

Welke persoon werd genoemd die 'de lopende band' toepaste in de auto-industrie, waardoor auto's goedkoper werden?
A
James Watt
B
Isaac Newton
C
Gerard Philips
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 5 - Quizvraag

Wat is massaproductie?
A
Een nieuw communicatiemiddel
B
Grote legers mobiliseren
C
Snel, veel producten maken met een lopende band
D
De ontwikkeling van wapens

Slide 6 - Quizvraag

Wat is massaproductie?
A
Een nieuw communicatiemiddel
B
Grote legers mobiliseren
C
Snel, veel producten maken met een lopende band
D
De ontwikkeling van wapens

Slide 7 - Quizvraag

enkele beweringen naar aanleiding van de bron:
1- De nieuwe manier waarop de magneet werd gemaakt is een voorbeeld van arbeidsdeling.
2- Doordat de magneet op een andere manier werd gemaakt stegen de productiekosten.
3- Het gebruik van de lopende band zorgde voor meer productiviteit.
4- Om de eentonigheid van het werk weg te nemen werd de magneet op een andere manier gemaakt.

⇒Welke twee beweringen over de bron zijn juist?
Gebruik de bron
A
bewering 1 bewering 3
B
bewering 2 bewering 3
C
bewering 1 bewering 4
D
bewering 2 bewering 4

Slide 8 - Quizvraag

Gevolgen van industriële en financiële innovaties
1. De vraag naar goederen wordt gestimuleerd
2. Er zijn meer arbeiders nodig
3. De lonen stijgen
4. Er worden meer producten gekocht
5 De vraag naar goederen wordt gestimuleerd
6. Er zijn meer arbeiders nodig
7. De lonen stijgen
8. Er worden meer producten gekocht
9. De vraag naar goederen wordt gestimuleerd
10. Er zijn meer arbeiders nodig
11. De lonen stijgen
12. Er worden meer producten gekocht
etc.
De Verenigde Staten ontwikkelen zich tot een consumptiemaatschappij (een maatschappij waarbij de welvaart is gebaseerd op het kopen van consumptiegoederen)

Slide 9 - Tekstslide

The roaring twenties, (de roemruchte jaren twintig)
Nog nooit was het zo goed gegaan in een land. Iedereen vierde feest.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is geen oorzaak van de 'Roaring Twenties'
A
Verbetering van de lopende band door Henry Ford.
B
Groei van innovatieve wapens, zorgt voor werkgelegenheid.
C
De snelle uitbreiding van wegen- en elektriciteitsnet.
D
Consumptieartikelen kunnen kopen op krediet.

Slide 11 - Quizvraag

1 Amerikanen kochten veel producten op krediet.
2 De Amerikaanse crisis sloeg over naar de rest van de wereld.
3 De lopende band werd geïntroduceerd in fabrieken.
4 De vraag naar consumptiegoederen steeg.
5 Luxeartikelen werden goedkoper.
6 Op Wall Street vond een beurskrach plaats.
7 Veel Duitsers vestigden hun hoop op Hitler en stemden op de NSDAP.
Welke onderstaande zin is ONJUIST?

A
Feit 5 is een gevolg van feit 3.
B
Feit 1 is een directe oorzaak van feit 6.
C
Feit 5 is een directe oorzaak van feit 4.
D
Feit 7 is een gevolg op langere termijn van feit 2.

Slide 12 - Quizvraag

Crisis
Door overproductie (in de landbouw en in de industrie) loopt het welvaartsysteem dat gebaseerd is op consumeren vast.
De eersten die door hebben dat het systeem niet meer werkt zijn de handelaren op de beurs. Op donderdag 28 oktober 1929 verkocht iedereen daar in paniek zijn aandelen. De beurs stortte in. (een beurskrach)
Aandelen waren niets meer waard, schulden gefinancierd met aandelen (wat banken veelal hebben gedaan) waren niets meer waard, banken gingen failliet, mensen zijn hun spaargeld kwijt, bedrijven gaan failliet, enz. Het land belande in een crisis. (recessie)

Slide 13 - Tekstslide

2 presidenten
Edgar Hoover (R): laissez faire (geen overheidsingrijpen- via marktwerking wordt alles opgelost - belastingen verhoging verminderd de kans op herstel (er is minder geld voor individueel ondernemerschap)
Franklin Delano Roosevelt (D)- de overheid moet ingrijpen en de consumptie stimuleren - werkverschaffingsprojecten, landbouwsubsidies, banken saneren (zuiveren), arbeidswetten

Slide 14 - Tekstslide

Zet in de juiste volgorde:
1. De Beurskrach in 1929 maakte een abrupt einde aan de economische voorspoed in de VS.
2. Er kwam steeds meer kritiek op de politiek van Hoover om niet in te grijpen in de economie.
3. Bij de presidentsverkiezingen van 1932 wonnen de Democraten ovetuigend van de Republikeinen.
4. De werkloosheid in de VS steeg tot grote hoogte en veel Amerikanen leden bittere armoede.
5. Onder Roosevelt ging de overhied de economische crisis actief bestrijden met subsidies en sociale wetten.
A
1, 4, 2, 5, 3
B
1, 3, 2, 4, 5
C
2, 1, 4, 5, 3
D
1, 4, 2, 3, 5

Slide 15 - Quizvraag

Wat was geen onderdeel van de New Deal?
A
Oorlog voeren.
B
Staatsinvesteringen in economie zoals landbouwsubsidies
C
Regulering van financiële sector.
D
Uitkeringen voor werklozen en betere arbeidswetten

Slide 16 - Quizvraag