Grammar 11: compound and complex sentences

Herhaling:
Wat is het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin?
1 / 25
volgende
Slide 1: Open vraag
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling:
Wat is het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin?

Slide 1 - Open vraag

Slide 2 - Video

Welk woord denk je dat op de lege plek hoort?

The table, ..... was new, was vandalized by students.
A
That
B
Who
C
Which
D
Which/ x

Slide 3 - Quizvraag

Those are the keys ..... I found in the hall yesterday
A
That
B
That/who/x
C
That/which/x
D
That/which

Slide 4 - Quizvraag

What's the plan?
- Check grammar 11 in your book.

- Participate with this Lessonup

Slide 5 - Tekstslide

Goal
- Je kent het verschil tussen enkelvoudige, samengestelde en complexe zinnen.

- Je kunt een samengestelde of zin maken maken van 2 enkelvoudige zinnen.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een Enkelvoudige zin?
(simple sentence) 
Dit is een zin die op zichzelf kan staan. 
Bijv; 
I've got a job.
I can buy my own clothes.

Slide 7 - Tekstslide

Compound sentence.
= Samengestelde zin.
2 enkelvoudige zinnen samengevoegd met een voegwoord.
Praats soms makkelijk om van 2 lossen zinnen 1 zin te maken.
bijv:
I've got a job, so I can buy my own clothes.

I've got a job. I can buy my own clothes.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden compound (samengestelde) zinnen.
De betekenis verandert door  het voegwoord.
and, but, for, nor, so, yet
> The door opened. The man walked in.

1. The door opened, so the man walked in.
2. The door opened, and the man walked in.
3. The door opened, but the man walked in.
4. The door opened, yet the man walked in.

Slide 9 - Tekstslide

Complex sentence
  • Bestaat uit een hoofdzin en één of meerdere bijzinnen.
  • Hoofzin en bijzin(nen) worden samengevoegd door een voegwoord of who/which/that
  • Voorbeelden van voegwoorden: Because, since, after, before, unless, although, when, so that, until.
  • Who which that zijn betrekkelijke voornaamwoorden.
  • Soms wordt er een komma gebruikt tussen de hoofd en bijzin.

De bijzin gebruik je om een reden/uitleg/gevolg/voorwaarde te geven bij de hoofdzin.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden Complexe zinnen
  1. The human brain never stops working until you stand up to speak in public.
  2. My mum was really happy when I made dinner.
  3. Because he didn't know the way, he got really lost.
  4. The book Unbroken, which is a true story, is my favourite book.

Slide 11 - Tekstslide

Chrissy had some coffee for breakfast this morning.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 12 - Quizvraag

Wesley went to football practice and then he watched a movie with his brother.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 13 - Quizvraag

Because he woke up late when his alarm malfunctioned, Dean missed his morning train.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 14 - Quizvraag

The student wiped the white board that was filthy with last week’s notes.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 15 - Quizvraag

Professor Maple’s intelligent students completed and turned in their homework.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 16 - Quizvraag

Megan and Ron ate too much and felt sick.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 17 - Quizvraag

Wicked Regina cast a spell on the entire city, so the citizens decided to rebel.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 18 - Quizvraag

The shoplifter had stolen clothes, so he ran once he saw the police.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 19 - Quizvraag

They spoke to him in Spanish, but he responded in English
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 20 - Quizvraag

After eating lunch at The Cheesecake Factory, Tim went to the gym to exercise.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 21 - Quizvraag

La casa de Papel is my favorite television show, but I also love White lines.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 22 - Quizvraag

The trendy fashion designer released her new line on Wednesday.
A
simple
B
compound
C
complex

Slide 23 - Quizvraag

Do you know the difference between a compound and complex sentence?
Yes I do.
I think I understand a little bit.
This is very hard.
Could you repeat that thingy in the first slide?

Slide 24 - Poll

homework
In de les maken: opdr. 25/26/27
Leren: 
- Vocabulary Theme 5
- Grammar Theme 5 (alleen Grammar 11 & 12


Slide 25 - Tekstslide