Herhaling werkwoorden

• Latijn
• Secundair onderwijs

De regelmatige werkwoorden

Welke tijd is dit?
monuisti

1. Praesens
2. Perfectum
3. Plusquamperfectum
4. Futurum exactum

Welke tijd is dit?
auditum erat

1. Praesens
2. Perfectum
3. Plusquamperfectum
4. Futurum exactum

Welke tijd is dit?
tegeris

1. Praesens
2. Imperfectum
3. Futurum simplex
4. Futurum exactum

Welke tijd is dit?
amati erunt

1. Praesens
2. Imperfectum
3. Futurum simplex
4. Futurum exactum

Welke tijd is dit?
capiebam

1. Praesens
2. Imperfectum
3. Futurum simplex
4. Futurum exactum

Geef de correcte vorm.
A. ind. plqpf. 1ste p. mv. van audire

Geef de correcte vorm.
P. ind. fut. S. 2de p. mv. van tegere

Geef de correcte vorm.
P. ind. praes. 1ste p. enk. van monere

Geef de correcte vorm.
A. ind. perf. 3de p. mv. van amare

Geef de correcte vorm.
P. ind. imperf. 2de p. enk. van capere

Vertaal de vorm.
audiveramus (horen)

Vertaal de vorm.
auditum erit (horen)

Vertaal de vorm.
hortabar (aansporen)

Vertaal de vorm.
monebamini (waarschuwen)

Vertaal de vorm.
capti eramus (grijpen)

Vertaal de vorm.
capies (grijpen)

Vertaal de vorm.
hortatus ero (aansporen)

Vertaal de vorm.
tegetis (bedekken)

Vertaal de vorm.
monemus (waarschuwen)

Vertaal de vorm.
tegam (bedekken)

Herhaling onregelmatige ww

Potuerat

1. hij had gekund
2. zij had gekund
3. hij was gekund
4. hij kon

Poterat

1. hij kon
2. zij had gekund
3. hij kan

ibatis

1. jullie zullen gaan
2. jij zal gaan
3. jullie gingen
4. jij ging

ibitis

1. jullie zullen gaan
2. jij zal gaan
3. jullie gingen
4. jij ging

volumus

1. wij willen
2. wij wilden
3. wij hebben gewild
4. wij zullen willen

voluimus

1. wij willen
2. wij wilden
3. wij hebben gewild
4. wij zullen willen

ferebat

1. hij werd gedragen
2. hij zal dragen
3. hij droeg

ferebatur

1. hij is gedragen
2. hij werd gedragen
3. hij zal gedragen worden
4. hij droeg

erunt

1. zij zullen hebben
2. zij hebben geweest
3. zij waren
4. ze zullen zijn

fuerunt

1. zij zijn
2. zij zijn geweest
3. zij waren
4. zij waren geweest

ierunt

1. zij gaan
2. zij zijn gegaan
3. zij gingen
4. zij waren geweest

ierint

1. zij zullen gaan
2. zij zijn gegaan
3. zij zullen gegaan zijn
4. zij waren geweest

malunt

1. zij willen niet
2. zij willen liever
3. zij willen liever niet
4. zij hebben liever gewild

malent

1. zij wilden liever
2. zij willen liever
3. zij hebben liever gewild
4. zij zullen liever willen